Arboboete belicht: hoe werkt het en hoe voorkomt uw onderneming een hoge boete? (1/3)

Uit cijfers van de Inspectie SZW blijkt dat het aantal meldingen van arbeidsongevallen stijgt. Dit artikel is de eerste in een drieluik over de “arboboete”. Het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid (“SZW”) kan een werkgever op grond van artikel 34 Arbeidsomstandighedenwet een boete opleggen in geval van een overtreding van één of meer bepalingen uit de wet of het Arbeidsomstandighedenbesluit. In dit artikel informeren wij u over wat u kunt verwachten als zich op de werkplek een ongeval voordoet.

De Inspectie SZW en de melding van een arbeidsongeval

De Inspectie SZW (“Inspectie”) is een toezichthouder van het Ministerie SZW en houdt onder meer toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden. De werkgever is verplicht de Inspectie te informeren als sprake is van een arbeidsongeval die valt binnen de definitie van artikel 9 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet. Niet alle ongevallen op het werk zijn meldingsplichtig: het moet gaan om ongevallen die leiden tot de dood, blijvend letsel of een ziekenhuisopname. Werkgevers maken zelf de afweging of een ongeval gemeld moet worden, maar kunnen bij twijfel beter het zekere voor het onzekere nemen. Er staat een forse boete op het niet melden van arbeidsongevallen die wel gemeld hadden moeten worden en waarnaar, vanwege de late melding, geen onderzoek meer gedaan kan worden: op grond van artikel 1 lid 3 sub b Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving wordt in die gevallen een boete van maximaal € 50.000,- opgelegd. Is er sprake van een dodelijk arbeidsongeval, dan verzoekt de Inspectie de werkgever om te bellen met 0800-5151. Is sprake van een ander meldingsplichtig ongeval, kan de werkgever datzelfde nummer bellen maar de melding kan dan ook via een online meldformulier worden gedaan.

Het ongevalsonderzoek

Na melding volgt een bezoek van een inspecteur op de werkplek. De inspecteur voert dan een “ongevalsonderzoek” uit. Dit ongevalsonderzoek bestaat uit een inspectie van de plek waar het ongeval zich heeft voorgedaan en de inspecteur neemt foto’s. Tevens houdt de inspecteur interviews met een vertegenwoordiger van de werkgever, het slachtoffer (indien mogelijk), getuigen en leidinggevenden over de toedracht van het ongeval, de gebruikelijke werkwijze op de plek waar het ongeval plaatsvond, de op schrift gestelde regels die gelden op de werkplek, hoe de regels kenbaar zijn gemaakt aan de werknemers en op welke wijze toezicht wordt gehouden op het naleven van de regels. Ook zal de inspecteur de werkgever vragen om specifieke documenten te overhandigen of toe te sturen, waaronder de wettelijk verplichte Risico-inventarisatie & Evaluatie (“RI&E”) en het Plan van Aanpak. Op grond van artikel 5 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet moet de werkgever de risico’s van de arbeid vastleggen en een plan maken om te voorkomen dat deze risico’s zich verwezenlijken. Uit de “Kamerbrief meerjarenplan verbeteren naleving RI&Eblijkt echter dat minder dan de helft van alle bedrijven in Nederland een RI&E heeft. Beschikt een werkgever niet over een RI&E en een Plan van Aanpak, dan is dat op zichzelf reeds boeteplichtig (€ 4.500,- voor het niet hebben van een RI&E[1] en € 3.000,- voor het niet hebben van een Plan van Aanpak[2]). Er is geen gestandaardiseerde lijst met documenten die de werkgever moet aanleveren. Waar de inspecteur de werkgever om zal vragen, is afhankelijk van de aard van het ongeval. Documenten waar de inspecteur naar kan vragen zijn instructievideo’s en instructiemappen die aan de werknemers zijn getoond, evenals, als sprake is van een ongeluk met een machine, een gebruiksaanwijzing van de machine om te beoordelen of de door de werkgever voorgeschreven werkwijze afwijkt van de aanwijzingen van de fabrikant of certificaten die aantonen dat een werknemer voldoende is geschoold om met de machine te werken.

Het boeterapport, de kennisgeving inzake boete, de zienswijze en de mogelijkheid tot bezwaar en beroep

Na afloop van het ongevalsonderzoek maakt de inspecteur een boeterapport op. In dat boeterapport maakt de inspecteur melding van alle bevindingen van de inspectie en staat een weergave van alle bewijsstukken die hij tijdens het onderzoek heeft verzameld. Het boeterapport wordt aan de werkgever toegezonden. Op basis van de inhoud van het boeterapport besluit een ambtenaar van de Inspectie namens het Ministerie SZW of de werkgever het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden. Als de Minister meent dat sprake is van een overtreding, stuurt deze de werkgever een document genaamd “Kennisgeving inzake boete”. In dit document zet de Minister nogmaals kort uiteen wat de inspecteur heeft aangetroffen en treft de werkgever de argumenten aan waarom is besloten tot het opleggen van een boete. Ook meldt de Minister in de kennisgeving hoe hoog de boete is. De Minister heeft geen discretionaire bevoegdheid om de hoogte van de boete te bepalen: de kennisgeving verwijst voor de hoogte van de boete naar de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (“Beleidsregel”) en artikel 4:84 Awb verplicht de Minister om de Beleidsregel toe te passen. Wel heeft de Minister de vrijheid om de boete te matigen (art. 5:46 lid 2 Awb), maar dit gebeurt slechts bij uitzondering. De Beleidsregel is een lastig leesbaar document waarin een vaste formule is opgenomen waarmee de Minister de hoogte van de boete berekent. Omdat de formule niet eenvoudig is, wordt de Beleidsregel niet zelden verkeerd toegepast en is het boetebedrag in de kennisgeving meer dan eens onjuist. Het loont derhalve om de hoogte van de boete na te (laten) rekenen, zelfs als de werkgever op de inhoud van het boeterapport en de kennisgeving geen opmerkingen heeft. In de kennisgeving wordt de werkgever in de gelegenheid gesteld om op grond van art. 5:53 Algemene wet bestuursrecht een zienswijze in te dienen waarin deze kan aangeven dat hij het niet eens is met de boete of waarom er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Meestal krijgt de werkgever daarvoor 14 dagen de tijd, maar in overleg met de Minister is verlenging toegestaan. Tenzij sprake is van een overduidelijke fout in de onderbouwing van de boete of hoogte van de boete, leert de ervaring dat de Minister niet terugkomt op zijn voornemen tot oplegging van een boete. In dat geval ontvangt de werkgever een beschikking waarin het boetebedrag bevestigd wordt. Tegen de beschikking staat de reguliere bezwaar- (art. 7:1 Awb) en beroepsprocedure (art. 8:1 Awb) open. In een volgend artikel leggen we uit wat de beoordelingskaders zijn die de rechtbank hanteert in een beroepsprocedure tegen de arboboete en dat een werkgever zich niet zomaar bij elke boete hoeft neer te leggen.

Heeft u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met Joost Schunselaar of Marloes Stuurop.

[1] Categorie boetenormbedrag 5 op grond van artikel 1 lid 3 sub a onder 5 Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving.

[2] Categorie boetenormbedrag 4 op grond van artikel 1 lid 3 sub a onder 4 Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving.

Interessante artikelen voor u