Goede en betaalbare zorg voor iedereen. Dat is het primaire doel van ‘governance’, ofwel de systeem- en gedragsnormen voor bestuur en toezicht bij zorgaanbieders. Deze normen dienen bij te dragen aan ‘goed bestuur’ (‘good governance’), wat er in de kern op neerkomt dat door bestuur en toezicht goede besluiten worden genomen en zorgvuldig wordt gehandeld.
Normen voor goed bestuur zijn over diverse algemene en sectorale wetten en regelgeving verspreid. Zorgaanbieders die ook rechtspersoon zijn hebben te maken met de inrichtingsvereisten van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) (naast de verdere voorschriften van boek 2 BW). Ook kan worden gedacht aan de Wet normering topinkomens (WNT) en de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Sectorale govenancevoorschriften zijn vastgelegd in onder meer de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) en Wet medezeggenschap cliënten zorgaanbieders (Wmcz 2018). Voor jeugdhulpaanbieders is (ook) de Jeugdwet relevant. Niet in de laatste plaats is voor zorgaanbieders de Governancecode Zorg ('GCZ') van belang.
Het is van belang dat de voorschriften als voornoemd in samenhang worden beschouwd. Bijvoorbeeld de WBTR, Wtza en de GCZ kunnen niet los van elkaar worden gezien, gelet op de overlap van regelingen die op onderdelen van elkaar afwijken of complementair zijn. Zo bevat de GCZ een verdergaande regeling omtrent belangenverstrengeling en staat de WBTR een monistisch bestuursmodel toe, terwijl de Wtza deze mogelijkheid voor zorgaanbieders juist uitsluit.
De afgelopen jaren is de wet- en regelgeving rondom governance in de zorg sterk gewijzigd. Hieronder zijn deze wijzigingen op hoofdlijnen uiteengezet.
Wet bestuur en toezicht rechtspersonen
De WBTR is op 1 juli 2021 in werking getreden en in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geïncorporeerd. Met de WBTR is beoogd de regeling voor bestuur en toezicht bij de verschillende soorten rechtspersonen aan te vullen en te verduidelijken. In het bijzonder is de WBTR gericht op verbetering van het wettelijke kader voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Daarmee is de WBTR ook voor zorginstellingen van betekenis. Veel zorginstellingen maken immers gebruik van de stichtings- of coöperatievorm als entiteit. De WBTR omvat regelingen over de taakvervulling van bestuurders en commissarissen, raad van commissarissen, monistisch bestuursmodel, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid in faillissement, ontslag van bestuurders en commissarissen bij een stichting, beperking van het meervoudig stemrecht en belet en ontstentenis.Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018
De Wmcz 2018 is per 1 juli 2020 in werking getreden en heeft de ‘oude’ Wmcz vervangen. Met de Wmcz 2018 is beoogd de positie van cliëntenraden te verstevigen. Een belangrijke wijziging ziet op de reikwijdte van de wet, omdat de koppeling aan de WTZi-toelating is verlaten en is aangesloten bij het begrip ‘instelling’ als bedoeld in de Wkkgz. Dit heeft onder meer tot gevolg dat bijvoorbeeld ook medisch-specialistische bedrijven (MSB’s) in ziekenhuizen, privaat gefinancierde zorginstellingen en ‘onderaannemers’ onder de reikwijdte van de nieuwe wet vallen. Ook op zorgverleners in de eerste lijn zoals tandartsen, huisartsen en fysiotherapeuten is de Wmcz 2018 van toepassing. En dat betekent dat nu ook die zorgverleners rekening moeten houden met het eventueel instellen van een cliëntenraad.Wet toetreding zorgaanbieders
De Wtza is op 1 januari 2022 in werking getreden, tezamen met het Uitvoeringsbesluit Wtza, de Uitvoeringsregeling Wtza en de Aanpassingswet Wtza (‘AWtza’). Met de (A)Wtza krijgen (jeugd)zorgaanbieders te maken met nieuwe toetredingsregels, waaronder een meldplicht en een vergunningsplicht. Daarnaast zijn voor zorgaanbieders voorschriften voor de bestuursstructuur (intern toezicht), financiële bedrijfsvoering, jaarverantwoording en het gebruik van financiële derivaten geïntroduceerd c.q. aangescherpt.Governancecode Zorg
De GCZ is per 1 januari 2022 geactualiseerd. In de vernieuwde versie zijn wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de code van 2017, naar aanleiding van wetswijzigingen (met name door de komst van de WBTR, Wtza en AWtza), de evaluatie van de code en adviezen van de BoZ Governance innovatie- en adviescommissie. De GCZ omvat zeven principes voor bestuur en toezicht, die (op onderdelen) nader zijn uitgewerkt in bepalingen en gedragsregels. De GCZ is een vorm van zelfregulering van diverse brancheverenigingen die zijn verenigd in de Brancheorganisaties Zorg (BoZ). Voldoen aan de GCZ is een lidmaatschapsvereiste voor leden van de ActiZ, de Nederlandse ggz, NFU, NVZ en VNG. Daarnaast is de GCZ ook van belang voor zorgaanbieders die geen lid zijn van een van vernoemde brancheverenigingen. Zo wordt naleving van de GCZ veelal als voorwaarde gesteld door zorgverzekeraars bij contractering. Bovenal hanteren IGJ en NZa de GCZ als veldnorm. In het Kader Goed Bestuur (2020) van IGJ en NZa is hierover het volgende vermeld: "De IGJ en NZa merken de Governancecode Zorg aan als breed gedragen veldnorm die geldt voor alle zorgaanbieders, ongeacht of zij lid zijn van één van de brancheorganisaties.“ De voornaamste wijzigingen in de vernieuwde code hebben betrekking op belangenverstrengeling en tegenstrijdig belang, medezeggenschap van zorgprofessionals en samenwerkingsverbanden. Een zorgaanbieder dient te regelen hoe zij omgaat met vormen van (de schijn van) ongewenste belangenverstrengeling, de invloed van zorgprofessionals (zoals verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten) op de dagelijkse beroepsuitoefening en beleidskeuzes ten aanzien van ‘de zorg van morgen’ en de doorwerking van de GCZ-principes in de samenwerkingsverbanden waarin de zorgaanbieder participeert.Handhaving en sanctionering
Governance is niet louter een interne kwestie (van ‘checks and balances’) voor raden van bestuur en raden van toezicht.. Op naleving wordt ook extern toezicht gehouden, primair door de IGJ (voorschriften rondom kwaliteit en veiligheid) en de NZa (voorschriften rondom betaalbaarheid en toegankelijkheid). Zo nodig wordt er ingegrepen. IGJ en NZa kunnen een zorgaanbieder een (bestuursrechtelijke) aanwijzing geven en/of onder (verscherpt) toezicht stellen. Ook kan een last onder dwangsom of bestuursdwang of een bestuurlijke boete worden opgelegd. Specifieke governancekwesties kunnen door belanghebbenden ook worden voorgelegd aan de Governancecommissie Gezondheidszorg. Deze commissie toetst aan de GCZ. Hoewel de uitspraak niet bindend is, neemt de branchevereniging de uitspraak over. Via deze weg kan schending van de GCZ leiden tot disciplinaire maatregelen in verenigingsverband (zoals schorsing of royement als lid). Verder wordt gewezen op de diverse ondernemings- en civielrechtelijke consequenties als niet aan de vereisten van goed bestuur wordt voldaan. Zorgverzekeraars kunnen besluiten geen contract aan te bieden, bestuurders en toezichthouders kunnen (bij ernstige verwijtbaarheid) voor hun handelen of nalaten in persoon aansprakelijk worden gehouden, cliëntenraden kunnen een meningsverschil voorleggen aan de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (of ad-hoc commissie) (met een beroepsmogelijkheid bij de Ondernemingskamer) en de Ondernemingskamer kan worden gevraagd onderzoek te doen naar ‘wanbeleid’.Toekomstige wetgeving
Nieuwe (aanvullende) governancewetgeving voor de zorgsector ligt in het verschiet. Het wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (‘Wibz’) ligt in het verlengde van de Wtza en heeft twee doelen: 1) het beter borgen van de integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders door het aanscherpen van de publiekrechtelijke randvoorwaarden en 2) het externe toezicht voorzien van extra handvatten om zorgaanbieders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige bedrijfsvoering. De Wibz moet nog ter internetconsultatie worden voorgelegd. Een tweede wetsvoorstel dat momenteel bij de Tweede Kamer aanhangig is, is het wetsvoorstel invloed van zorgverleners. Met dit voorstel wordt beoogd de invloed van zorgverleners te vergroten, vergelijkbaar aan de (nieuwe) regeling in de GCZ.Advies?
Nieuwe wetgeving kan ertoe leiden dat statuten en interne reglementen (van bijvoorbeeld de RvB, RvT) van uw zorgorganisatie dienen te worden aangepast. Voor bestaande zorgaanbieders is daarbij ook het toepasselijke overgangsrecht van belang. Indien u hierover advies wenst, kunt u contact met mij opnemen (Erik Luijendijk, advocaat ondernemingsrecht voor zorgaanbieders;e.luijendijk@holla.nl / 088-4402378).Interessante artikelen voor u
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.