De Wmcz 2018

Cliëntmedezeggenschap anno 2020: de Wmcz 2018

 

Per 1 juli 2020 treedt naar verwachting de nieuwe medezeggenschapswet voor cliënten in de zorg in werking. Dit is de ‘Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018’, oftewel ‘Wmcz 2018’. De nieuwe wet brengt veranderingen en nieuwe verplichtingen met zich. In deze bijdrage gaan wij kort in op de meest belangrijke wijzigingen.

Inleiding: over cliëntmedezeggenschap

In 1996 is de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (‘WMCZ’) in werking getreden.[1] De (huidige) WMCZ strekt ertoe de medezeggenschap in de zorg te bevorderen en regelt daartoe de verplichting voor uit collectieve middelen gefinancierde zorgaanbieders om een cliëntenraad in te stellen. De WMCZ kent daarbij aan de cliëntenraad een aantal wettelijke bevoegdheden en instrumenten toe. Met een cliëntenraad hebben cliënten meer mogelijkheden gekregen om besluiten van (het bestuur van) een zorginstelling te beïnvloeden. Voor de wetgever was bij de introductie van de WMCZ van belang dat cliënten tegenwicht konden en kunnen bieden aan (het bestuur van) een zorginstelling, wat weer belangrijk is voor de versterking van de positie van de cliënt en voor het goed bestuur van die instelling.

De introductie van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (‘Wmcz 2018’)[2] beoogt deze medezeggenschap te verbeteren en versterken door een aantal belemmeringen waar cliëntenraden in hun werk tegenaan lopen, aan te pakken.[3] De Wmcz 2018 treedt naar verwachting per 1 juli 2020 in werking.[4] Maar wat verandert er nu precies?

De reikwijdte van de nieuwe wet is anders

De verplichtingen uit de huidige WMCZ gelden voor ‘zorgaanbieders’. Voor het begrip zorgaanbieders is hoofdzakelijk aangesloten bij de definitie van ‘instelling’ uit de Wet toelating zorginstellingen (‘WTZi’). De nieuwe Wmcz 2018 regelt de medezeggenschap van cliënten in instellingen als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz). Onder het begrip instelling als bedoeld in de Wkkgz worden veel meer ‘soorten’ instellingen verstaan dan onder het begrip instelling als bedoeld in de WTZi. Dit heeft een ruimer toepassingsbereik van de WMCZ 2018 tot gevolg. De koppeling met het begrip ‘instelling’ uit de Wkkgz betekent verder dat bijvoorbeeld medisch specialistische bedrijven (MSB’s), vakgroepen van specialisten en zelfstandige laboratoria binnen ziekenhuizen verplicht zijn een cliëntenraad in te stellen. Zij worden ook niet uitgezonderd in artikel 2 van de inmiddels vastgestelde algemene maatregel van bestuur, het Besluit WMCZ 2018.[5]
De hoofdregel van de Wmcz 2018 is dat een instelling als bedoeld in artikel 1 lid 1 Wkkgz een cliëntenraad moet instellen indien bij de instelling in de regel meer dan tien natuurlijke personen zorg als bedoeld in de Wkkgz verlenen (artikel 3 lid 1 onder a Wkkgz). Het uitgangspunt van de nieuwe Wmcz 2018 is namelijk dat de medezeggenschap zo veel mogelijk plaatsvindt op het niveau waar zij het effectiefst kan zijn. In artikel 3 lid 4, 5 en 6 Wmcz 2018 is mede daarom, anders dan in de oude WMCZ, uitdrukkelijk bepaald dat een instelling (vrijwillig) meerdere cliëntenraden kan instellen, waaronder een centrale cliëntenraad.

De nieuwe wet geeft meer mogelijkheden, rechten en verplichtingen

Inspraak
Nieuw in de Wmcz 2018 – artikel 2 – is ook dat een instelling, die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven, verplicht is om haar cliënten en hun vertegenwoordigers in de gelegenheid te stellen ‘inspraak’ uit te oefenen in aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de cliënten. Op verzoek van Minister Bruins voor Medische Zorg is een handreiking over de wijze waarop deze inspraak kan worden geregeld opgesteld. Die handreiking is medio januari gepubliceerd. De Handreiking legt uit wat inspraak is en geeft aan dat inspraak belangrijk is, omdat het een vorm van directe invloed van cliënten is op de invulling van hun dagelijks leven. De handreiking noemt een serie onderwerpen waarbij inspraak een geschikte manier is om directe participatie van cliënten vorm te geven. Daarnaast geeft de handreiking een aantal tips voor zorgorganisaties, voor cliëntenraden en cliënten om inspraak op te starten of een nieuwe impuls te geven. Daarbij wordt een aantal aanpakken besproken, zodat zorgorganisaties en cliënten de mogelijkheid hebben om te kijken wat het beste bij hun past. Ook bevat de handreiking een aantal links naar meer informatie over methoden voor inspraak en naar organisaties die meer informatie kunnen bieden over inspraak en medezeggenschap.[6]

 

Medezeggenschapsregelingen

De Wmcz 2018 voorziet in artikel 3 voorts in een uitbreiding van de onderwerpen die in de medezeggenschapsregelingen geregeld moeten worden. Te noemen zijn hier het zogenaamde instellingsbesluit, de samenwerkingsovereenkomst en het huishoudelijk reglement, waarbij de Wmcz 2018 met name eisen aan de eerste twee genoemde regelingen stelt.

 

Ontbinding

De Wmcz 2018 regelt in artikel 4 en 13 uitdrukkelijk de mogelijkheid tot ontbinding van de cliëntenraad. Zo is ontbinding van de cliëntenraad door de instelling mogelijk als deze niet langer verplicht is, maar ook als de cliëntenraad structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van cliënten. Het uitgangspunt is hier overigens instemming van de cliëntenraad zelf, maar bij een gebrek daaraan kan een commissie van vertrouwenslieden – zoals tevens bedoeld in artikel 14 Wmcz 2018 – toestemming voor de ontbinding geven. Ook is het mogelijk dat deze commissie jegens de instelling, op verzoek van een representatieve delegatie van cliënten of vertegenwoordigers, uitspreekt (‘de opdracht geeft’) dat de instelling de cliëntenraad dient te ontbinden. De commissie van vertrouwenslieden kan dit overigens alleen doen als er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding.

 

Materiële middelen cliëntenraad

In de huidige WMCZ is – in artikel 2 lid onder b – alleen bepaald dat een regeling getroffen moet worden over welke materiële middelen van de instelling de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. Omdat deze bepaling ontoereikend is gebleken, bepaalt artikel 6 Wmcz 2018 de minimale norm van hetgeen de cliëntenraad redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van zijn werkzaamheden. Zo komen volgens artikel 6 lid 3 Wmcz 2018 de kosten, die verband houden met scholing, onafhankelijke ondersteuning en het voorleggen van een geschil of een verzoek aan een commissie van vertrouwenslieden (behoudens de kosten van de juridische bijstand voor het voorleggen van een geschil aan de commissie van vertrouwenslieden) hoe dan ook ten laste van de instelling.

 

Adviesrecht; instemmingsrecht

Ook het adviesrecht verandert met de Wmcz 2018. Zo komt het verzwaard adviesrecht van de cliëntenraad met de Wmcz 2018 te vervallen. In plaats daarvan kent de nieuwe wet in artikel 8 Wmcz 2018 een instemmingsrecht voor de cliëntenraad. Het ‘gewone’ adviesrecht blijft overigens wel bestaan en wordt in artikel 7 Wmcz 2018 wat betreft een aantal onderwerpen uitgebreid. In het bijzonder is te noemen het adviesrecht inzake de profielschets voor de benoeming van de leden van het toezichthoudend orgaan en de leden van het bestuur van de instelling. Ongevraagd advies blijft ingevolge artikel 9 Wmcz 2018 overigens ook mogelijk.
Het nieuwe instemmingsrecht geldt voor onderwerpen die naar hun aard raken aan de kern van de zorgverlening en die van grote invloed zijn op de zorgverlening en vaak ook op de leefsfeer van de cliënten.[7] Voorbeelden zijn het algemene beleid ter zake de kwaliteit, veiligheid en hygiëne, de procedure die wordt gevolgd bij het opstellen van zorgplannen, de klachtenregeling zoals bedoeld in de Wkkgz en de inhoud van de medezeggenschapsregeling. Als een cliëntenraad niet instemt met een voorgenomen besluit, kan de instelling de commissie van vertrouwenslieden toestemming vragen om het besluit te nemen (artikel 8 lid 6 Wmcz 2018), zoals onder de oude WMCZ (artikel 4 lid 2) al gebeurde als met een besluit werd afgeweken van een advies waar een verzwaard adviesrecht gold. Overigens kan de commissie van vertrouwenslieden volgens de nieuwe regeling maar in een bepaald aantal gevallen vervangende toestemming verlenen.

 

Enquêtebevoegdheid

Aan een cliëntenraad wordt met het nieuwe artikel 12 Wmcz 2018 rechtstreeks de bevoegdheid gegeven een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam te starten. In artikel 6.2 van het huidige Uitvoeringsbesluit WTZi is nog bepaald dat de instelling aan een orgaan dat de cliënten vertegenwoordigt in haar statuten de bevoegdheid moet toekennen tot het indienen van een enquêteverzoek. Deze verplichting geldt nu echter alleen voor de instelling die de rechtsvorm van vereniging of stichting heeft, waarvoor ingevolge de wet een ondernemingsraad moet worden ingesteld (dus die ten minste vijftig werknemers heeft). Door de wijziging wordt deze bevoegdheid dus rechtstreeks toegekend aan de cliëntenraad, ongeacht de rechtsvorm van de instelling. Artikel 6.2 van het Uitvoeringsbesluit is na inwerkingtreding van de Wmcz 2018 overbodig en zal worden geschrapt.

 

Commissie van vertrouwenslieden en de Ondernemingskamer

Gelijk onder de huidige WMCZ – artikel 10 – moet een instelling onder de nieuwe WMCZ 2018 – artikel 14 – een commissie van vertrouwenslieden aanwijzen of instellen die bemiddelt en uitspraak doet in conflicten tussen de cliëntenraad en de instelling. Nieuw en ook een belangrijke wijziging is dat artikel 14 lid 4 bepaalt dat tegen uitspraken van deze commissie beroep openstaat bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De termijn hiervoor is drie maanden.

 

Tot slot

Met de nieuwe WMCZ 2018 wordt beoogd de positie van de cliëntenraden te verstreken. Dit doel komt tot uitdrukking in uitbreiding van een aantal formele bevoegdheden. Of dit doel ook daadwerkelijk met deze wet zal worden behaald, zal de praktijk moeten uitwijzen. De  nieuwe WMCZ2018 zal naar onze verwachting in de meeste zorgorganisaties (moeten) zorgen voor de nodige veranderingen. Op het niveau van de regelingen van de cliëntenraden, maar wellicht ook op organisatieniveau. Heeft u daarover vragen, neemt u dan gerust contact op met Jacqueline de Vries.

 

[1] Artikel 13 WMCZ; Staatsblad 1996, nr. 204.

[2] Staatsblad 2019, nr. 215.

[3] Kamerstukken II 2017/18, 34858, 3, p. 2.

[4] Kamerstukken II 2018/19, 34858, nr. 44.

[5] Vastgesteld krachtens artikel 1 lid 2 Wmcz 2018. Zie Staatsblad 2020, nr. 15.

[6] Kamerstukken II 2019/20, 34858, nr. 45 (Brief van 20 januari 2020).

[7] Kamerstukken II 2017/18, 34858, 3, p. 57-58.