Wijzigen en verwijderen van (onjuiste) persoonsgegevens?

onjuiste persoonsgegevens

Op 25 februari jl. heeft de bestuursrechter van de Rechtbank Den Haag een opvallende uitspraak gedaan. De aanleiding van deze uitspraak betreft een klacht van een patiënt bij de Autoriteit Persoonsgegevens (‘AP’) over het Radboud Universitair Medisch Centrum. De patiënt klaagt erover dat het ziekenhuis onjuiste en niet relevante persoonsgegevens in zijn medisch dossier zou hebben opgenomen. In deze uitspraak concludeert de rechter dat de AP op goede gronden geen aanleiding heeft gezien om handhavend tegen het ziekenhuis op te treden.

Feiten

Het gaat in deze zaak om een patiënt van het Radboud Universitair Medisch Centrum (‘Radboudumc’). De zaak gaat over de weigering van de AP om handhavend tegen het Radboudumc op te treden naar aanleiding van een klacht van de patiënt over het ziekenhuis. De patiënt meent dat het Radboudumc onjuiste en niet relevante persoonsgegevens in zijn medisch dossier heeft opgenomen naar aanleiding van een onderzoek. Ook meent de patiënt dat het Radboudumc zijn verzoek om rectificatie, op grond van artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’), van deze gegevens ten onrechte heeft afgewezen. Op grond van dit recht kan een betrokkene, als persoonsgegevens onjuist of onvolledig zijn, van de verwerkingsverantwoordelijke verlangen dat hij de gegevens verbetert of aanvult.

Bij besluit van 11 november 2019 (het primaire besluit) heeft de AP de klacht van de patiënt afgewezen. Bij besluit van 16 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft de AP het bezwaar van de patiënt tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De patiënt heeft vervolgens tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het beroep

De patiënt stelt dat de AP ten onrechte weigert om handhavend tegen het Radboudumc op te treden. Het Radboudumc zou de AVG overtreden, omdat het onjuiste persoonsgegevens van hem verwerkt, te weten de diagnose die op basis van diagnostisch onderzoek is vastgesteld en gegevens (uit de anamnese en de heteroanamneses) die aan dat onderzoek ten grondslag liggen. Omdat onjuiste gegevens worden gebruikt, kan de daarop gebaseerde diagnose ook niet juist of betrouwbaar zijn. De AP heeft volgens de patiënt met vooringenomenheid en in strijd met het ‘fair play-beginsel’ gehandeld en heeft het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechten van de mens worden met deze handelswijze niet beschermd en de beginselen van de rechtsstaat ondermijnd. Het verzamelen en verwerken van de medische gegevens heeft in dit geval dan ook niet plaatsgevonden in overeenstemming met de AVG.

De AP meent dat de klacht van de patiënt geen betrekking heeft op persoonsgegevens waarvan op eenvoudige en objectieve wijze kan worden vastgesteld dat deze onjuist zijn. De AVG-procedure is daarom niet de aangewezen weg om de door de patiënt gewenste aanpassingen in zijn medisch dossier te laten verrichten. Volgens de AP volgt uit vaste rechtspraak dat het recht op rectificatie (of: ‘correctierecht’), bedoeld in artikel 16 AVG, niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee de patiënt het niet eens is, aan te passen of te verwijderen. De AP meent daarom dat het correctierecht niet op de door de patiënt gewenste aanpassingen van zijn medisch dossier ziet.

Volgens de patiënt volgt niet uit de vaste rechtspraak dat bij indrukken, meningen, conclusies en onderzoeksresultaten in het geheel geen correctierecht van onjuiste persoonsgegevens bestaat. Hij stelt dat het correctierecht hem ten onrechte wordt ontzegd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is kortgezegd van oordeel dat de AP op goede gronden geen aanleiding heeft gezien om handhavend tegen het Radboudumc op te treden en verklaart het beroep van de patiënt ongegrond.

De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter volgt dat het voor persoonsgegevens geldende correctierecht slechts kan worden uitgeoefend voor zover het om feitelijke gegevens gaat. Het correctierecht ziet in beginsel niet op de verslaglegging van indrukken, beoordelingen en conclusies. Uit meer recente rechtspraak blijkt dat de te corrigeren onjuistheden in persoonsgegevens wel eenvoudig en objectief vast te stellen moeten zijn.

Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de door de patiënt aangedragen voorbeelden en verklaringen van derden géén eenvoudig en objectief vast te stellen onjuistheden van feitelijke gegevens bevatten. De door de patiënt overgelegde verklaringen van derden (onder meer van zijn ex-echtgenote en een vriendin) zijn op basis van persoonlijke herinneringen afgelegd en zijn dus geen objectief vastgestelde feitelijke gegevens. Ook blijkt uit deze verklaringen niet dat eerdere verklaringen van deze betrokkenen, zoals vastgelegd in het medisch dossier, onjuist zijn.

De rechtbank overweegt verder dat de verwerking van persoonsgegevens van de patiënt daarnaast noodzakelijk is voor de uitvoering van de behandelovereenkomst. Om een diagnose te kunnen stellen is het immers noodzakelijk dat het Radboudumc vastlegt wat tijdens de anamneses, heteroanamneses en andere diagnostische gesprekken gedurende eisers behandeling is besproken. De rechter is het eens met de AP dat het niet mogelijk is om dat doel op een minder nadeliger manier te bereiken. De patiënt kan – zoals dit hem door het Radboudumc al is aangeboden – een verklaring aan zijn medisch dossier laten toevoegen waarmee gebruikers van het dossier kennis kunnen nemen van zijn standpunten in deze kwestie. Hiermee is een redelijke invulling van het correctierecht gegeven. De AP heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat het Radboudumc niet aan het verzoek van de patiënt tot rectificatie hoefde te voldoen.

Beschouwing

Deze uitspraak laat zien dat (slechts) een beroep op het correctierecht op grond van de AVG kan worden gedaan, voor zover het om correctie van feitelijke gegevens gaat. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om gegevens bestaande uit anamneses, heteroanamneses en andere diagnostische gesprekken die aan het medisch onderzoek ten grondslag liggen die over de patiënt worden verwerkt, geldt het correctierecht niet. Dat een patiënt zich niet kan verenigen met gedeelten van de rapportages, is dus op zichzelf geen grond voor het oordeel dat die gedeelten op grond van de AVG moeten worden gecorrigeerd.

Wel kan het zo zijn dat de feitelijke weergave van een verklaring onjuist blijkt te zijn. Daar was bijvoorbeeld sprake van in een uitspraak van de Raad van State van 25 juli 2017. In die zaak was in een rapport van de verzekeringsarts ten onrechte melding gemaakt van “pijn in de handen”. Als die onjuistheid aannemelijk wordt gemaakt, kan wel een beroep op het rectificatierecht worden gedaan.

Indien de patiënt geen recht heeft op rectificatie, kan hij wel vragen een schriftelijke mening aan het dossier toe te voegen. Een dergelijke bepaling staat (ook) in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’), oftewel de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (‘WGBO’). De hulpverlener is verplicht om aan een dergelijk verzoek van de patiënt te voldoen. Betwijfelt de patiënt vervolgens of de aanvullende verklaring in het dossier is opgenomen, dan kan hij om inzage vragen.

Wilt u hierover meer weten? Bijvoorbeeld over het omgaan met patiëntengegevens, dossiervoering en verzoeken van patiënten hierover? Neemt u dan gerust contact met ons op.

Interessante artikelen voor u