Nieuws

Schending van de zorgplicht door assurantietussenpersoon?

Gepubliceerd op 31 jan. 2022

End injury o 2n6vqa Kq A unsplash
Uit deze uitspraak bij het Kifid blijkt dat hoewel de zorgplicht van de assurantietussenpersonen omvangrijk is, de concrete kennis van verzekeringnemer ervoor kan zorgen dat het op het pad ligt van de verzekeringnemer om actief vragen te stellen over mogelijkheden tot het afsluiten van aanvullende verzekeringen.

Casus

De consument heeft met bemiddeling van de tussenpersoon Voogd & Voogd een scooterverzekering afgesloten met een wettelijke aansprakelijkheids-  en volledig-cascodekking met daarbij een ongevallen opzittendenverzekering. De dekking van de ongevallen opzittenden is beperkt tot € 5.000,00 in geval van overlijden en € 10.000,00 in geval van blijvende algehele invaliditeit. De echtgenote van de consument is op de polis als regelmatige bestuurder vermeld. Oktober 2019 krijgt echter de minderjarige dochter (16 jaar) van de consument een ongeval met de scooter met ernstig en langdurig letsel tot gevolg. De consument stelt in de procedure bij het Kifid dat hij en zijn dochter schade hebben geleden die niet vergoed is onder de scooterverzekering.

Kern van het geschil

De consument verwijt de tussenpersoon dat hij de consument er niet op heeft gewezen geen aparte schadeverzekering voor opzittenden af te sluiten en bovendien er niet op heeft gewezen wat de gevolgen zijn van het niet afsluiten van een dergelijke verzekering. De consument heeft erop vertrouwd dat hij goed verzekerd was door te vertrouwen op de tussenpersoon als professionele partij. Dit zou betekenen dat de tussenpersoon niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur verwacht mocht worden. Dit levert een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van de verbintenissen onder de overeenkomst van opdracht volgens artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) jo. artikel 7:401 BW. De tussenpersoon meent daarentegen de op hem rustende zorgplicht niet geschonden te hebben.

Juridische maatstaf

Het Kifid neemt als uitgangspunt dat van de assurantietussenpersoon mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar bewust weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering. Deze algemene regel kan nader worden ingevuld aan de hand van jurisprudentie. Zo hoort de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam te maken op (mogelijke) gevolgen van feiten die hem bekend zijn geworden voor de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Hierbij gaat het niet alleen om de feiten die aan hem bekend zijn, maar ook om de feiten waarmee de assurantietussenpersoon redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Aan de hand van deze maatstaf wordt veelal een omvangrijke zorgplicht aangenomen. Eén van de hoofdverwijten van de consument aan de tussenpersoon is dat de tussenpersoon wist dat de scooter door het hele gezin gebruikt zou worden. Dat in deze kwestie de toetsing aan deze maatstaf voor de consument nadelig uitvalt, komt echter door de concrete invulling van de feiten.

Beoordeling van het geschil

Gebleken is volgens het Kifid dat de consument op verschillende momenten getracht heeft een scooterverzekering af te sluiten. Uit een vraag in januari 2019 zou duidelijk zijn gebleken dat de dochter in ieder geval op de scooter zou gaan rijden. Er bleek echter een enorm verschil te zijn tussen de hoogte van de premie om de dochter of de echtgenote van de consument als regelmatig bestuurder aan te wijzen. De consument sluit geen verzekering af. Buiten de tussenpersoon om heeft de consument vervolgens in januari 2019 ook geprobeerd een verzekering bij Univé af te sluiten met de dochter als regelmatig bestuurder. Dit is niet gelukt. Hierop heeft de consument wederom de tussenpersoon aangeschreven om een verzekering af te sluiten met zijn echtgenote aangemerkt als regelmatig bestuurder. Op dat moment wist de consument het grote verschil in premie tussen een verzekering met de dochter of de echtgenote van consument als regelmatig bestuurder. Daarnaast staat vast dat de consument ook wist dat er geen dekking onder de verzekering voor bestuurders van de scooter onder de 25 jaar was, wanneer de echtgenote van de consument als regelmatige bestuurder van de scooter werd opgegeven. Met deze kennis van de consument oordeelt Kifid dat het aan de consument was om vragen te stellen over een uitgebreidere dekking. De tussenpersoon behoefde er niet op te rekenen dat de dochter op de scooter ging rijden nu in januari 2019 expliciet is aangegeven dat zij niet verzekerd was als zij (incidenteel) op de scooter zou gaan rijden. Deze informatieverstrekking in januari 2019 was voldoende voor de nieuwe verzekeringsaanvraag in mei 2019. In het licht van deze feiten ligt het op de weg van de consument die een (niet-gangbare) aanvullende dekking zou willen, om dit aan de tussenpersoon voldoende kenbaar te maken. Gelet op deze uitspraak doet men er verstandig aan de tussenpersoon schriftelijk te laten weten welke feiten en omstandigheden van belang zijn voor het afsluiten van de verzekering. Op deze wijze staat het vast welke informatie in ieder geval door de tussenpersoon bij de advisering over af te sluiten verzekeringen meegenomen dient te worden. Neem voor meer informatie over dit of andere verzekerings- en aansprakelijkheidsrechtelijke onderwerpen contact op met Jade Joosten of Martine Bouman.

Interessante artikelen voor u

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief