Nieuws
Franchisegever schadeplichtig ondanks naleving opzeggingsregeling
Gepubliceerd op 9 dec. 2024
Onze mensen
Op 29 november 2024 heeft de Hoge Raad bevestigd dat Leen Bakker als franchisegever een schadevergoeding moet betalen aan een aantal franchisenemers, ondanks de naleving van de opzegregeling. Hiermee bekrachtigt de Hoge Raad het oordeel van het hof (zie ook onze eerdere blog). Dit arrest is van belang voor alle franchisegevers.
Wat was er aan de orde?
Leen Bakker is een (franchise)formule met slechts 4 franchisevestigingen (op een totaal van 114 winkels). In aanloop naar de inwerkingtreding van de Wet franchise hebben partijen uitvoerig overleg gevoerd over een nieuwe franchiseovereenkomst. Dit heeft niet geresulteerd in overeenstemming over een nieuwe overeenkomst.
In juli 2020 kondigt Leen Bakker aan in het geheel te zullen stoppen met franchise en zegt dezelfde maand de franchiseovereenkomst op tegen 31 december 2022. Zij noemt daarbij als hoofdreden dat eigen winkels meer opbrengen. Daarnaast speelt mee dat enkel voor deze winkel een kostbare, separate organisatie in de lucht wordt gehouden en dat ook de Wet franchise een lastenverzwaring met zich mee zal brengen. Leen Bakker meent daarmee dat van haar niet kan worden gevergd om de franchiseovereenkomst voort te laten duren. Zij zegt de overeenkomst op met het doel om de vestigingen zelf voort te zetten. De franchiseovereenkomst voorziet specifiek in deze opzeggingsgrond.
De opzegging is daarmee (dus) rechtsgeldig. Wél dient Leen Bakker een schadevergoeding te betalen, zo oordeelde het hof. Het hof komt tot deze conclusie met toepassing van het leerstuk van de (opzegging van) duurovereenkomsten. Kort en goed houdt dit leerstuk in dat – zelfs indien de overeenkomst voorziet in een opzegregeling – aan een opzegging onder omstandigheden nadere eisen kunnen worden gesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verplichting om een schadevergoeding te betalen aan de opgezegde partij. Het hof meent dat Leen Bakker hier toe gehouden is. Zij acht daarbij de volgende factoren van belang:
- De lange duur van de samenwerking (25 jaar);
- Over stoppen was eerder nog niet gesproken (de franchisenemer vertrouwde dus op de voortzetting van de relatie);
- De franchisenemer treft geen verwijt;
- De franchisenemer heeft andere ondernemingen verkocht (ten behoeve van focus op zijn Leen Bakker winkel);
- De franchisenemer is financieel afhankelijk van (het voortduren van) deze franchise relatie;
- Last but not least: de franchisenemer is gebonden aan een non-concurrentiebeding na het einde van de samenwerking.
De franchisegever heeft er bij de opzegging voor gekozen om een langere opzegtermijn in acht te nemen dan waartoe zij contractueel gehouden was. De Hoge Raad concludeert dat deze langere opzegtermijn (en het feit dat de winkel werd overgenomen) niet betekent dat de franchisenemer geen aanspraak meer kan maken op schadevergoeding.
Les voor franchisegevers
Het leerstuk omtrent de opzegging van duurovereenkomsten is niet nieuw. Wel is nieuw dat dit leerstuk op deze manier wordt toegepast op een franchiserelatie. Dit is op zichzelf terecht, nu een franchiserelatie aangemerkt dient te worden als een duurrelatie. Wij verwachten dat franchisenemers vaker een beroep zullen doen op dit leerstuk indien zij zich geconfronteerd zien met een opzegging. Een franchisegever dient dus zorgvuldig om te gaan met de opzegging van een franchiseovereenkomst.
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.