In hoeverre kunt u schade die u lijdt als gevolg van de ontbinding op de (ex-)franchisenemer verhalen? Het hof Amsterdam heeft zich in een onlangs gepubliceerd arrest uitgelaten over deze vraag.
Wat was er aan de hand?
Partijen in deze zaak zijn 'PJ Europe' en 'Franchisenemer'. Tussen PJ Europe en Franchisenemer komt een franchiseovereenkomst tot stand waarin kort gezegd is afgesproken dat Franchisenemer in een bepaalde plaats de Papa John's formule mag exploiteren.
Voordat de franchisevestiging kan worden geopend, moet het bedrijfspand worden ingericht. De inrichting van het bedrijfspand kost ruim €250.000. PJ Europe schiet deze kosten voor, maar partijen spreken af dat deze kosten voor de rekening van Franchisenemer komen. Franchisenemer betaalt in april en mei 2017 in totaal een bedrag van €68.000 aan PJ Europe terug. Voor het restant van het door PJ Europe voorgeschoten bedrag spreken partijen af dat Franchisenemer:
- een bedrag van €95.000 bij Rabobank leent;
- een (achtergestelde) lening van €100.000 bij PJ Europe verkrijgt.
Tussen PJ Europe en Franchisenemer wordt een geldleningsovereenkomst gesloten voor €100.000. Ook sluit Franchisenemer een geldleningsovereenkomst met Rabobank en ontvangt zij van de Rabobank een bedrag van ruim €90.000.
Tot zover loopt alles volgens plan, maar Franchisenemer laat na om het van de Rabobank ontvangen bedrag aan PJ Europe te betalen. PJ Europe stuurt Franchisenemer verschillende betalingsverzoeken, maar ondanks deze verzoeken en een betalingstoezegging van Franchisenemer, blijft betaling uit. Vanwege het uitblijven van de betaling ontbindt PJ Europe uiteindelijk de franchiseovereenkomst. Vlak na de ontbinding door PJ Europe, ontbindt ook Franchisenemer de franchiseovereenkomst en sommeert PJ Europe om het bedrag van €68.000 terug te betalen.
Tussen partijen ontstaat allereerst discussie over de rechtsgeldigheid van de ontbinding(en) en het al dan niet bestaan van een verplichting tot terugbetaling van het bedrag van €68.000. Het hof is hier kort over. PJ Europe heeft de franchiseovereenkomst rechtsgeldig mogen ontbinden en door de ontbinding is voor PJ Europe een verplichting ontstaan om het bedrag van €68.000 aan Franchisenemer terug te betalen. Uit de wet volgt namelijk dat door ontbinding een verplichting tot ongedaanmaking ontstaat voor alle in het verleden uit hoofde van een overeenkomst verrichte verplichtingen. Naar onze mening een weinig verrassend oordeel van het hof.
Schadeplichtigheid Franchisenemer
Interessant voor de franchisegevers onder ons is nog wel het volgende. PJ Europe stelt in deze procedure dat zij schade heeft geleden als gevolg van de ontbinding van de Franchiseovereenkomst en vordert vergoeding van deze schade door Franchisenemer. De schade zou volgens PJ Europe bestaan uit een aantal uit de Franchiseovereenkomst volgende vergoedingen die Franchisenemer aan haar verschuldigd zou zijn, zoals €25.000 entreefee, bijna €40.000 aan managementfee en ruim €20.000 aan marketingfee.
Franchisenemer toont in de procedure voor een deel van de door PJ Europe genoemde vergoedingen aan, dat deze vergoedingen al door PJ Europe in mindering zijn gebracht op de omzet. Het voorgaande geldt niet voor de verschuldigde entreefee en het hof concludeert dat de vorering van €25.000 aan entreefee als schade voor vergoeding in aanmerking komt. In de wet is namelijk bepaald dat de partij van wie de tekortkoming de grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is om de schade, die de andere partij als gevolg van de tekortkoming en de ontbinding heeft geleden, te vergoeden. In deze zaak levert de tekortkoming van Franchisenemer (het niet volgens afspraak betalen van het van de Rabobank ontvangen bedrag aan PJ Europe) grond op voor ontbinding en is Franchisenemer dus verplicht om de schade die PJ Europe door de tekortkoming en de ontbinding heeft geleden te vergoeden.
Franchisenemer doet nog een beroep op matiging van de schade. Het hof concludeert echter dat er geen grond is voor matiging van de schade. Daarbij noemt het hof als relevante omstandigheden dat: (i) Franchisenemer niet heeft aangetoond dat toewijzing van de schadevergoedingsvordering, gelet op haar draagkracht, leidt tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen, en (ii) niet PJ Europe maar Franchisenemer, het verwijt kan worden gemaakt van het niet nakomen van en verplichting die zij vrijwillig op zich heeft genomen.
Lessen voor de praktijk
- Als u als franchisegever een franchiseovereenkomst ontbindt, leidt dit in beginsel tot een verplichting tot ongedaanmaking van alle in het verleden uit hoofde van de franchiseovereenkomst verrichte prestaties;
- Als de grond voor de ontbinding een tekortkoming is van de franchisenemer, is de franchisenemer in beginsel verplicht de schade te vergoeden die u als franchisegever lijdt doordat de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet worden nagekomen.