Nieuws

Advocatenkantoor aansprakelijk voor beroepsfout

Gepubliceerd op 18 okt. 2022

Onze mensen

A book g1e661afd4 1920
In dit artikel bespreken wij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarin wordt geoordeeld over de vraag of een advocatenkantoor tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst van opdracht. De zaak die voorlag aan de rechtbank Rotterdam heeft betrekking op een geschil dat is ontstaan tussen eisers als opdrachtgever en gedaagden (werkzaam bij een advocatenkantoor) als opdrachtnemers. De opdracht bestond uit het verlenen van rechtsbijstand door gedaagden in een lopende appelprocedure.

Casuïstiek

Deze appelprocedure had betrekking op een geschil dat is ontstaan tussen eisers en de door eisers ingeschakelde aannemer. Eisers hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met betrekking tot het door deze aannemer verrichten van diverse werkzaamheden in het kader van de verbouwing van een pand tot een bed & breakfast. Op enig moment is er onenigheid ontstaan over de uitvoering van de betreffende werkzaamheden. Hierop hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is opgenomen dat de overeenkomst van aanneming wordt beëindigd. Vervolgens is discussie ontstaan over geconstateerde gebreken in de reeds door de aannemer verrichte werkzaamheden. Bovendien heeft tussen partijen geen financiële afwikkeling plaatsgevonden. Eisers hebben de aannemer op enig moment gedagvaard. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen nu volgens de rechtbank, anders dan door eisers is aangevoerd, geen sprake is van een onverschuldigde betaling van de aanneemsom. De geconstateerde gebreken komen volgens de rechtbank niet voor rekening van de aannemer nu met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst door eisers is geaccepteerd dat de aannemer nog niet afgeronde werkzaamheden in het pand zou achterlaten. Na dit vonnis hebben eisers zich gewend tot het advocatenkantoor van gedaagden voor juridisch advies. Gedaagden hebben eisers uiteindelijk bijgestaan in de procedure bij het hof. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en eisers veroordeeld in de proceskosten. Het handelen van gedaagden in de appelprocedure ligt ter beoordeling voor aan de rechtbank Rotterdam.

Procedure in hoger beroep

In de appelprocedure hebben gedaagden ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de grondslag van de vordering gewijzigd. In eerste aanleg en ook in de memorie van grieven werd als grondslag aangevoerd dat sprake was van een onverschuldigde betaling. Tijdens de mondelinge behandeling hebben gedaagden echter namens eisers aangevoerd dat de vaststellingsovereenkomst de grondslag zou vormen voor de door eisers ingestelde vordering. Daarmee wordt de oorspronkelijk aangevoerde grondslag, te weten de onverschuldigde betaling, verlaten. Dat de grondslag van de vordering werd gewijzigd, was tot op het moment van de mondelinge behandeling door gedaagden onvoldoende duidelijk gemaakt. Indien eisers de vordering in hoger beroep hadden willen baseren op de niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst dan hadden zij dat in de memorie van grieven ondubbelzinnig moeten doen. Het is namelijk te laat om een en ander tijdens de mondelinge behandeling kenbaar te maken. Het hof komt dan ook niet toe aan de behandeling van deze grondslag. Nu volgens het hof geen sprake is van de oorspronkelijk aangevoerde grondslag, te weten de onverschuldigde betaling, wordt de vordering van eisers ook in hoger beroep afgewezen.

Tekortkoming door gedaagden

In deze procedure dient de rechtbank Rotterdam de vraag te beantwoorden of gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door (onder andere) de grondslag van de vordering van eisers te laat en onvoldoende ondubbelzinnig te wijzigen. Allereerst overweegt de rechtbank dat, nu sprake is van een overeenkomst van opdracht, te gelden heeft dat een opdrachtnemer bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen. Een advocaat dient als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. In de situatie waarin de advocaat voor de cliënt een procedure voert, zoals hier het geval is, brengt deze zorgvuldigheidsplicht mee dat een advocaat zijn cliënt daarbij niet onnodig mag blootstellen aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. Nu gedaagden niet hebben betwist dat bekend was dat geen sprake was van een onverschuldigde betaling, concludeert het hof dat het derhalve een voorzienbaar risico was voor gedaagden dat het hof de vordering van eisers op deze grondslag zou afwijzen. Het hof heeft bovendien in duidelijke bewoordingen geoordeeld dat het op de weg van eisers had gelegen om, indien zij de vordering in hoger beroep wilden baseren op de niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst, dat dan in de memorie van grieven ondubbelzinnig te doen en dat zij dat niet hebben gedaan. Ook dit kwalificeert volgens het hof als een voor gedaagden vermijdbaar risico.

Conclusie

De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is van een schending van de zorgvuldigheidsplicht. De zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, is namelijk niet in acht genomen. Dit maakt dat aan de zijde van gedaagden sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Iris Cuijpers van de business unit Aansprakelijkheid, Verzekering en Vervoer.

Interessante artikelen voor u

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief