Nieuws

Onderbetaling in strijd met EU-recht: loonvordering

Gepubliceerd op 29 dec. 2022

Truck g63aa5bd58 1920
Loonbetaling aan een werknemer moet niet alleen in overeenstemming zijn met de nationale (Nederlandse) wet- en regelgeving, maar ook met de Europese. In deze zaak, die werd behandeld door de rechtbank Overijssel , heeft een werknemer met succes een loonvordering ingesteld op basis van Europese wetgeving. Het beroep van de werkgever op de verjaringstermijn slaagt niet. Hoe zit dat? Wij lichten het hieronder toe.

Wat speelde er in deze zaak?

Een werknemer met de Hongaarse nationaliteit is in 2007 bij deze werkgever gaan werken als internationaal chauffeur. De arbeidsovereenkomst is opgesteld in het Nederlands. In de arbeidsovereenkomst staat dat de werknemer een gemiddelde werkweek van 48 uur heeft en dat hij daarvoor een loon van € 145,00 netto per gewerkte dag ontvangt, inclusief onkostenvergoeding. De CAO Beroepsgoederenvervoer is van toepassing. Naar aanleiding van een conflict over loondoorbetaling tijdens zijn ziekte komt de werknemer erachter dat hij te weinig betaald krijgt gelet op wat hierover in de CAO staat. De onderbetaling is bovendien in strijd met het EU-recht, zegt de werknemer. De werknemer voert verder aan dat deze uitbetalingsmethode alleen voor buitenlandse werknemers gehanteerd wordt (waaronder hij dus), en dat deze discriminerend is. De werkgever is het niet eens met de stellingen van de werknemer. Er zou geen sprake zijn van onderbetaling, maar van een alternatieve methode van uitbetaling die niet in het nadeel van de werknemer werkt. De werkgever is ervan uitgegaan dat correct is betaald. Daarnaast doet de werkgever een beroep op verjaring. Volgens de werkgever zijn in ieder geval de vorderingen die betrekking hebben op de periode vóór oktober 2015 verjaard. De werknemer heeft zich hiervoor namelijk (pas) in 2020 gemeld. De werknemer is het daar niet mee eens en stapt naar de rechter.

Oordeel van de rechter

De rechter geeft de werknemer gelijk: er is sprake van onderbetaling en het beroep van de werkgever op verjaring slaagt niet. Dat oordeelt de rechter om de volgende redenen.
Loonvordering
De werknemer heeft voldoende aangetoond dat hij op grond van de CAO in verschillende perioden in aanmerking kwam voor een hogere beloning dan de beloning die hij heeft gekregen als gevolg van de afspraken met zijn werkgever. Dat volgt namelijk uit de loonstroken vanaf 2015 en de kilometerregistraties die in de jaren daarvoor (2010 en 2011) zijn bijgehouden. De werkgever erkent op de zitting dat de alternatieve uitbetalingsmethode alleen voor buitenlandse werknemers worden gehanteerd. Dat is in strijd met het discriminatieverbod uit het Europese recht. Daarin is namelijk bepaald dat een onderdaan van een EU-lidstaat die zich op het grondgebied van een andere EU-lidstaat bevindt, niet op grond van zijn nationaliteit anders mag worden behandeld dan de nationale werknemers (Artikel 7 lid 1 Verordening (EU) 492/2011 en artikel 45 VwEU).
Verjaring
Normaal verjaart een loonvordering na vijf jaar (artikel 3:307 BW). Dat zou in deze kwestie betekenen dat de werknemer geen aanspraak meer kan maken op loon vóór 2015. De werknemer wendde zich namelijk (pas) in 2020 tot zijn werkgever. De rechter oordeelt echter dat die verjaringstermijn niet kan worden gevolgd in deze kwestie. Dit omdat onverkorte toepassing van deze verjaringstermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Waarom? De werknemer kan niet worden aangerekend dat hij er pas in 2020 achter is gekomen dat hij werd onderbetaald. De arbeidsovereenkomst is namelijk wat betreft salariëring tegenstrijdig en is in de Nederlandse taal opgesteld, terwijl de werknemer de Nederlandse taal niet machtig is. De werkgever mocht er niet van uitgaan dat de werknemer correct werd betaald. Het ligt juist op de weg van de werkgever om zich hierover goed te laten informeren. Dat betekent dus óók in lijn met EU-recht. Al met al is de verjaringstermijn van vijf jaar te kort voor deze situatie: onverkorte toepassing doorkruist de doeltreffende voorziening in rechte waar de werknemer op grond van het EU-recht aanspraak op moet kunnen maken.
Gevolgen
De rechter kent de loonvordering van de werknemer toe. Wel moet de werknemer de exacte schade nog weten aan te tonen, nu de werkgever de omvang van de schade gemotiveerd heeft weten te betwisten.

Conclusie

Deze uitspraak laat zien dat ook EU-recht belangrijk is voor werkgevers. Ook als een werkgever in de veronderstelling is dat correct wordt betaald, kan dat geen escape zijn. Het is immers de werkgever die voor juiste betaling moet zorgen. De uitspraak laat verder zien dat een beroep op verjaring niet altijd slaagt. Genoeg redenen om bij twijfel een juridische check te laten doen in geval van loonbetaling en grensoverschrijdende arbeid.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief