Nieuws

Update rechtspraak Gezondheidsrecht november 2025

Gepubliceerd op 4 dec 2025

Update rechtspraak gzr sept 2024

Deze update omvat een selectie van uitspraken op het gebied van het gezondheidsrecht die in de maand november op www.rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Elke uitspraak is voorzien van een inhoudsindicatie en een link naar de volledige uitspraak.

Rechtbank Noord-Holland 1 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12497

Publicatiedatum: 1 oktober 2025

In dit kort geding vorderen eisers dat een zorgaanbieder wordt veroordeeld om de overeenkomsten voort te zetten die zijn gesloten ten behoeve van de zorg voor een cliënt met ernstige beperkingen. De zorgaanbieder heeft die overeenkomsten opgezegd, omdat de zorgaanbieder vindt dat geen goede zorg wordt geleverd en daarin geen verbetering komt. De rechtbank oordeelt dat de zorgaanbieder de overeenkomsten wel mocht opzeggen, maar dat de overeenkomsten moeten worden voortgezet tot uiterlijk 1 april 2026, omdat nog afspraken moeten worden gemaakt die de continuïteit van de zorg waarborgen. Dat brengt mee dat ook de vordering om het zorgkantoor te veroordelen gedurende die periode zorggelden te blijven betalen, wordt toegewezen.

Raad van State 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5327

Publicatiedatum: 5 november 2025

De minister van VWS verleende in 2015 een subsidie van €100.000 op grond van de SOIT. In 2022 stelde hij de subsidie op nihil en vorderde het bedrag terug, omdat de arts later werkte bij medisch specialistische bedrijven (MSB’s) die geen ‘instelling’ zijn. De rechtbank vernietigde dit besluit, omdat zij vond dat de MSB’s samen met een zorggroep een instelling vormden. De Afdeling corrigeert dit: MSB’s zijn geen instelling en kunnen dat ook niet samen met een zorggroep zijn. Toch blijft de vernietiging in stand, omdat de minister niet bevoegd was tot herziening; de fout was niet kennelijk (art. 4:49 Awb).

College van Beroep voor het bedrijfsleven 10 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:601

Publicatiedatum: 13 november 2025

Verzoek om voorlopige voorziening. Verzoek om schorsing van de tarieven voor de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg voor het jaar 2026, omdat volgens de zorgaanbieders de tariefbeschikking 2026 en het daaraan ten grondslag liggende kostprijsonderzoek op twee punten niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, namelijk voor wat betreft de berekening van de vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen (VGREV) en de verdeling van kosten over de settings. De voorzieningenrechter acht de door de NZa gegeven uitleg over zowel de vaststelling van het VGREV-opslagpercentage als de kostentoerekening overtuigend en ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de tariefbeschikking 2026. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

College van Beroep voor het bedrijfsleven 18 november 2025ECLI:NL:CBB:2025:606

Publicatiedatum: 18 november 2025

Tarieven voor de huisartsenzorg en de multidisciplinaire zorg voor de jaren 2023, 2024 en 2025. De NZa heeft deze tarieven vastgesteld na het uitvoeren van een kostprijsonderzoek over het jaar 2022. Het College is van oordeel dat de NZa niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de tarieven voor 2023, 2024 en 2025 kostendekkend zijn. Het gaat daarbij om de huisvestingskosten en om de normatieve arbeidscomponent (dat is het norminkomen dat wordt toegerekend aan de huisartsenpraktijken die aan het kostprijsonderzoek hebben meegedaan).

De door de NZa vastgestelde tarieven zijn gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten van veelal te krappe huisvesting, zonder dat rekening is gehouden met de extra kosten die nodig zijn om de huisvesting geschikt te maken of nieuwe huisvestiging te vinden voor de in omvang toegenomen praktijken. De NZa had nader onderzoek moeten doen naar de financiële knelpunten bij het oplossen van huisvestingsproblemen en had nader moeten onderzoeken wat de kosten van huisvesting voor de praktijken zijn als zij wél over adequate huisvesting zouden beschikken. Voor deze financiering zijn ook andere oplossingen mogelijk dan een opslag in de tarieven. Ook de vaststelling van de normatieve arbeidscomponent en de toerekening daarvan aan de huisartsenpraktijken is niet deugdelijk gemotiveerd. Het rapport van het onderzoeksbureau Berenschot over de normatieve arbeidscomponent voldoet niet aan de fundamentele eis van transparantie. Het College is verder onder meer van oordeel dat het onderzoeksbureau de aard en het belang van de poortwachtersfunctie van de huisarts heeft miskend. Het College draagt de NZa op om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van de huisartsen tegen de tarieven 2023, 2024 en 2025. Het aftoppen van het aantal arbeidsuren van praktijkhouders leidt tot een scheve uitkomst.

Gerechtshof Den Haag 28 oktober 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2259

Publicatiedatum: 18 november 2025

Geschil tussen logopedisten en zorgverzekeraars over de tarieven die de zorgverzekeraars in 2021-2022 aan de logopedisten hebben aangeboden voor logopedische zorg onder het basispakket. De Bestuurlijke Afspraken paramedische zorg 2019-2022 bevatten geen afdwingbare verplichting over de tariefstelling en het op basis van deze afspraken uitgevoerde kostenonderzoek biedt onvoldoende grond voor de stelling van de logopedisten dat de zorgverzekeraars met de door hen aangeboden tarieven voor 2021 en 2022 in strijd hebben gehandeld met de redelijkheid en billijkheid.

Rechtbank Gelderland 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9168

Publicatiedatum: 12 november 2025

In dit kort geding vordert een zorgaanbieder, gespecialiseerd in het leveren van specialistische geestelijke gezondheidszorg, verhoging van het omzetplafond van de zorgverzekeraar. Vordering wordt afgewezen.

Rechtbank Amsterdam 10 oktober 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7588

Publicatiedatum: 28 november 2025

Geschil over prijsbeding. Het prijsbeding is niet transparant, omdat de prijs voor niet-gecontracteerde zorg afhankelijk is van het bedrag dat de zorgverzekeraar achteraf vergoedt. In dat laatste geval staat de prijs die medische kliniek uiteindelijk in rekening brengt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst dus nog niet vast. Gevolg hiervan is dat het prijsbeding niet transparant is en daarom getoetst moet worden op oneerlijkheid. De patiënt dient zelf bij de verzekering de factuur van de behandeling in en stuurt vervolgens de specificatie naar de medische kliniek. In de algemene voorwaarden is bepaald dat het voorgaande in ieder geval binnen zes maanden na factuurdatum moet gebeuren en slechts voor bepaalde behandelingen geldt. Tevens dat na verloop van die periode de aanspraak op de betaling van de onvergoede kosten door de medische kliniek vervalt. Nu de kwijtscheldingsregeling onder bepaalde omstandigheden – in ieder geval zes maanden na de factuurdatum – vervalt en de patiënt dan aansprakelijk is voor het totale factuurbedrag, wordt het prijsbeding, mede vanwege de transparantie, als oneerlijk aangemerkt. Het prijsbeding wordt door de kantonrechter ambtshalve buiten toepassing gelaten. Hierdoor kan de overeenkomst niet blijven bestaan.

Raad van State 19 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5722

Publicatiedatum: 26 november 2025

Een oud-patiënt heeft bij het Tuchtcollege een klacht ingediend tegen zijn psychiater, die in 2012 bij hem een medisch onderzoek heeft uitgevoerd. De klacht houdt in dat zijn medisch dossier onjuistheden bevat en hij wil dat deze worden gecorrigeerd. Het Tuchtcollege heeft deze klacht met de uitspraak van 23 december 2019 afgewezen. Klager vindt dat de voorgaande uitspraak op onjuiste persoonsgegevens is gebaseerd en dient een klacht in bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP besluit de klacht af te wijzen. Hiertoe stelt klager beroep in bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaart. Er is met juistheid overwogen dat een medische analyse geen persoonsgegeven is, maar wel persoonsgegevens kan bevatten die voor correctie in aanmerking komen als deze onjuist zijn. Dat laatste is niet eenvoudig en objectief vast te stellen, waardoor het ingestelde hoger beroep in dit vonnis ook ongegrond wordt verklaard.

Rechtbank Noord-Nederland 18 november 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4720

Publicatiedatum: 19 november 2025

Bij beslissing van 19 oktober 2022 heeft de rechter-commissaris in het strafrechtelijk opsporingsonderzoek aan de officier van justitie, op diens vordering, een machtiging verleend voor een vordering tot het verstrekken van gevoelige gegevens op grond van artikel 126nf van het Wetboek Sv gericht aan Stichting GGD Drenthe. GGD Drenthe heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering en eventuele inbeslagname en beroept zich op het verschoningsrecht. De officier van justitie heeft per e-mail aan de rechter-commissaris laten weten dat zij de vordering handhaaft. Door de rechter-commissaris is vervolgens aan de GGD Drenthe een bevel tot afgifte afgegeven van een calamiteiten rapport. GGD Drenthe heeft conform het bevel het rapport afgegeven en daarna een klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a Sv, in samenhang met artikel 98 Sv. De rechtbank verklaart het klaagschrift van GGD Drenthe tegen de inbeslagneming van een calamiteitenrapport gegrond en bepaalt dat dit rapport moet worden teruggegeven aan GGD Drenthe. Op het calamiteitenrapport is de Wkkgz van toepassing en op basis van die wet kan een dergelijk rapport niet worden gebruikt voor een strafrechtelijk onderzoek, tenzij de gevorderde gegevens redelijkerwijs niet op een andere manier kunnen worden verkregen. De rechtbank is van oordeel dat niet aan die uitzonderingssituatie is voldaan, zodat het klaagschrift gegrond wordt verklaard.

Rechtbank Limburg 23 september 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:9277

Publicatiedatum: 12 november 2025

In verband met personeelskrapte is in een Forensisch Psychiatrische Kliniek een addendum op de huisregels opgelegd, waarbij de tijden waarop patiënten in hun kamer moeten blijven worden verruimd. Patiënten hebben bezwaar gemaakt tegen de vrijheidsbeperkende maatregel en hebben bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen het addendum op de huisregels. De klachtencommissie heeft de aanpassing van de huisregels ingevolge 8:15 Wvggz niet mogelijk geacht ter oplossing van personeelskrapte. De kliniek verzocht de rechtbank om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen en opnieuw recht te doen door de klachten alsnog ongegrond te verklaren en de nieuwe huisregel in stand te laten. De rechtbank oordeelt dat de kliniek het verzoek met tussenkomst van een advocaat had moeten indienen, maar passeert het gebrek op proceseconomische redenen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de klacht van de patiënten gegrond is en vernietigt de bestreden beslissing van de kliniek.

Rechtbank Den Haag 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:20203

Publicatiedatum: 6 november 2025

Kort geding aangaande inkoopprocedure geneesmiddelen met pancreatine, preferentiebeleid, rechtsverwerking. Vordering tot verbod op het voeren van preferentiebeleid voor biologische geneesmiddelen met pancreatine wordt afgewezen. Zilveren Kruis handelt niet onrechtmatig jegens Mylan door een concurrerend geneesmiddel aan te wijzen als preferent geneesmiddel. Er moet van worden uitgegaan dat Creon en Micrazym voldoende uitwisselbaar zijn voor het voeren van preferentiebeleid. Het betoog dat de wisseling naar het preferente middel voor sommige patiënten nadelig kan zijn, stuit af op de medische noodzaak.

Raad van State 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5349

Publicatiedatum: 5 november 2025

Bij besluit van 12 juli 2022 heeft de minister voor Medische Zorg aan huisarts een boete van € 3.000,00 opgelegd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconstateerd dat appellant in de periode van 28 oktober tot en met 1 november 2021 zeven keer het geneesmiddel ivermectine off-label heeft voorgeschreven voor de behandeling van patiënten met COVID-19. Het off-label voorschrijven van een geneesmiddel houdt in dat dit geneesmiddel wordt voorgeschreven buiten de door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geregistreerde indicaties. De minister heeft zich naar aanleiding van het boeterapport van 14 juni 2022 van de Inspectie op het standpunt gesteld dat de huisarts artikel 68, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet zeven keer heeft overtreden en daarom een boete van € 3.000,00 opgelegd. De huisarts heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 68, eerste lid, van de Gnw voldoende duidelijk is. De tekst van deze bepaling verbiedt een arts niet om af te wijken van protocollen of standaarden die het off-label gebruik afraden. Dat volgt ook niet uit de totstandkomingsgeschiedenis ervan. De rechtbank heeft ten onrechte zonder nadere motivering anders geoordeeld dan in haar eerdere uitspraak en in uitspraken van andere rechtbanken. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, met verbetering van de gronden, te worden bevestigd.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief