College van Beroep voor het bedrijfsleven 10 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:601
Publicatiedatum: 13 november 2025
Verzoek om voorlopige voorziening. Verzoek om schorsing van de tarieven voor de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg voor het jaar 2026, omdat volgens de zorgaanbieders de tariefbeschikking 2026 en het daaraan ten grondslag liggende kostprijsonderzoek op twee punten niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, namelijk voor wat betreft de berekening van de vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen (VGREV) en de verdeling van kosten over de settings. De voorzieningenrechter acht de door de NZa gegeven uitleg over zowel de vaststelling van het VGREV-opslagpercentage als de kostentoerekening overtuigend en ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de tariefbeschikking 2026. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven 18 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:606
Publicatiedatum: 18 november 2025
Tarieven voor de huisartsenzorg en de multidisciplinaire zorg voor de jaren 2023, 2024 en 2025. De NZa heeft deze tarieven vastgesteld na het uitvoeren van een kostprijsonderzoek over het jaar 2022. Het College is van oordeel dat de NZa niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de tarieven voor 2023, 2024 en 2025 kostendekkend zijn. Het gaat daarbij om de huisvestingskosten en om de normatieve arbeidscomponent (dat is het norminkomen dat wordt toegerekend aan de huisartsenpraktijken die aan het kostprijsonderzoek hebben meegedaan).
De door de NZa vastgestelde tarieven zijn gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten van veelal te krappe huisvesting, zonder dat rekening is gehouden met de extra kosten die nodig zijn om de huisvesting geschikt te maken of nieuwe huisvestiging te vinden voor de in omvang toegenomen praktijken. De NZa had nader onderzoek moeten doen naar de financiële knelpunten bij het oplossen van huisvestingsproblemen en had nader moeten onderzoeken wat de kosten van huisvesting voor de praktijken zijn als zij wél over adequate huisvesting zouden beschikken. Voor deze financiering zijn ook andere oplossingen mogelijk dan een opslag in de tarieven. Ook de vaststelling van de normatieve arbeidscomponent en de toerekening daarvan aan de huisartsenpraktijken is niet deugdelijk gemotiveerd. Het rapport van het onderzoeksbureau Berenschot over de normatieve arbeidscomponent voldoet niet aan de fundamentele eis van transparantie. Het College is verder onder meer van oordeel dat het onderzoeksbureau de aard en het belang van de poortwachtersfunctie van de huisarts heeft miskend. Het College draagt de NZa op om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van de huisartsen tegen de tarieven 2023, 2024 en 2025. Het aftoppen van het aantal arbeidsuren van praktijkhouders leidt tot een scheve uitkomst.
Gerechtshof Den Haag 28 oktober 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2259
Publicatiedatum: 18 november 2025
Geschil tussen logopedisten en zorgverzekeraars over de tarieven die de zorgverzekeraars in 2021-2022 aan de logopedisten hebben aangeboden voor logopedische zorg onder het basispakket. De Bestuurlijke Afspraken paramedische zorg 2019-2022 bevatten geen afdwingbare verplichting over de tariefstelling en het op basis van deze afspraken uitgevoerde kostenonderzoek biedt onvoldoende grond voor de stelling van de logopedisten dat de zorgverzekeraars met de door hen aangeboden tarieven voor 2021 en 2022 in strijd hebben gehandeld met de redelijkheid en billijkheid.
Rechtbank Gelderland 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9168
Publicatiedatum: 12 november 2025
In dit kort geding vordert een zorgaanbieder, gespecialiseerd in het leveren van specialistische geestelijke gezondheidszorg, verhoging van het omzetplafond van de zorgverzekeraar. Vordering wordt afgewezen.
Rechtbank Amsterdam 10 oktober 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7588
Publicatiedatum: 28 november 2025
Geschil over prijsbeding. Het prijsbeding is niet transparant, omdat de prijs voor niet-gecontracteerde zorg afhankelijk is van het bedrag dat de zorgverzekeraar achteraf vergoedt. In dat laatste geval staat de prijs die medische kliniek uiteindelijk in rekening brengt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst dus nog niet vast. Gevolg hiervan is dat het prijsbeding niet transparant is en daarom getoetst moet worden op oneerlijkheid. De patiënt dient zelf bij de verzekering de factuur van de behandeling in en stuurt vervolgens de specificatie naar de medische kliniek. In de algemene voorwaarden is bepaald dat het voorgaande in ieder geval binnen zes maanden na factuurdatum moet gebeuren en slechts voor bepaalde behandelingen geldt. Tevens dat na verloop van die periode de aanspraak op de betaling van de onvergoede kosten door de medische kliniek vervalt. Nu de kwijtscheldingsregeling onder bepaalde omstandigheden – in ieder geval zes maanden na de factuurdatum – vervalt en de patiënt dan aansprakelijk is voor het totale factuurbedrag, wordt het prijsbeding, mede vanwege de transparantie, als oneerlijk aangemerkt. Het prijsbeding wordt door de kantonrechter ambtshalve buiten toepassing gelaten. Hierdoor kan de overeenkomst niet blijven bestaan.