In deze zaak gaat het om een vennootschap onder firma (vof) en een besloten vennootschap (BV) die op basis van drie met de gemeente Arnhem gesloten raamovereenkomsten uren bij de gemeente Arnhem hebben gedeclareerd voor door hen verleende zorg aan cliënten. De zaak gaat over de vraag of de vof en BV zorgfraude hebben gepleegd en of de voormalig vennoten van de vof tevens bestuurders van de BV aansprakelijk kunnen worden gehouden.
Volgens de gemeente Arnhem hebben de vof en BV zorguren bij de gemeente Arnhem gedeclareerd voor zorg waarvoor een bepaald opleidingsvereiste gold, terwijl de medewerkers die de zorg verleend (zouden) hebben niet over de vereiste kwalificaties beschikten. Ook hebben zij volgens de gemeente uren gedeclareerd die in werkelijkheid niet zijn geleverd en hebben zij uren gedeclareerd voor zorg verleend door medewerkers die in de periode waarop de declaraties zien niet bij de vof en BV werkten. Volgens de gemeente Arnhem is 75% van het totale aantal geregistreerde uren te veel dan wel ten onrechte gedeclareerd en door haar betaald. De gemeente Arnhem vordert ten onrechte gedeclareerde en door de gemeente betaalde bedragen terug. De rechtbank wijst de vorderingen grotendeels toe. In deze zaak komt ook de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid en de turboliquidatie van de BV aan bod.
Een zorgaanbieder houdt zich bezig met het bieden van ambulante zorg aan (kwetsbare) jongeren en jongvolwassenen die kampen met problematiek als verslaving, verstandelijke beperkingen en psychische of psychosociale problemen. De gemeenten waarmee de zorgaanbieder heeft gecontracteerd, ontbinden de overeenkomst. Volgens de kantonrechter was de ontbinding gerechtvaardigd, omdat de zorgaanbieder in strijd heeft gehandeld met de integriteitsbepalingen van de overeenkomst. Er is nagelaten aan te geven dat een van de zorgverleners verdachte werd van een strafbaar feit. In de overeenkomst is ondubbelzinnig bepaald dat de zorgaanbieder en/of zijn directie in de 5 jaar voor het sluiten van de overeenkomst geen verdachte mag zijn van een strafbaar feit.
Gemeenten vorderen vergoeding voor jeugdzorg en Wmo-zorg over 2015 en 2016 terug van een zorgverlener, op basis van de (primaire) stelling dat uit een controle ‘achteraf (vanaf eind 2016) is gebleken dat de zorgverlener ‘vooraf’ (in 2014/2015) is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting om juiste basiscijfers voor de berekening van de vergoeding aan de gemeenten te verstrekken en het teveel betaalde daarom nu als schadevergoeding moet terugbetalen.
De vordering van de gemeenten wordt afgewezen: de gemeenten hebben niet deugdelijk onderbouwd dat het in 2014/2015 voor de zorgverlener relatief eenvoudig was om de juiste basiscijfers te verstrekken en dat zij zelf destijds geen bemoeienis hebben gehad met die cijfers. Integendeel: vast is komen te staan dat de zorgverlener in 2014/2015 voor veel vragen en interpretatieproblemen is geplaatst, dat dienaangaande overleg is gevoerd met de gemeenten en dat de gemeenten zich toen meer uitgebreid hebben bemoeid met de aan te leveren cijfers en deze ten dele ook meteen na die aanlevering hebben gecontroleerd. Gelet hierop is geen sprake van de gestelde tekortkoming (en evenmin van dwaling of onrechtmatige daad), des te minder omdat de gemeenten niet deugdelijk hebben onderbouwd dat de controle ‘achteraf’ heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde uitgangspunten als de (mede door haarzelf beïnvloede) aanlevering ‘vooraf’.
Aanbestedingsprocedure jeugdzorg. Toepassen selectiemechanisme voorafgaand aan dialoogfase. Aanbestedingsstukken bieden daarvoor in dit geval geen basis. Gemeente moet huidige selectiebeslissing intrekken.