Nieuws

Update rechtspraak Gezondheidsrecht juli 2025

Gepubliceerd op 1 aug 2025

Update rechtspraak Gezondheidsrecht juli 2025

Deze update omvat een selectie van uitspraken op het gebied van het gezondheidsrecht die in de maand juli op www.rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Elke uitspraak is voorzien van een inhoudsindicatie en een link naar de volledige uitspraak.

Raad van State 9 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3107

Publicatiedatum: 9 juli 2025

Bij uitspraak van 18 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:202) heeft de Afdeling de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de aanvraag van Silver tot aanwijzing als opleidingsinstelling voor gezondheidszorgpsychologen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen en bepaald dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Silver is een zorginstelling die psychologische zorg verleent. Silver heeft de wens om, naast het aanbieden van psychologische zorg, binnen haar praktijk ook basispsychologen op te leiden tot gezondheidszorgpsycholoog. Zij wil een opleidingsinstelling en een praktijkopleidingsinstelling zijn. Gezondheidszorgpsycholoog is een beschermde titel op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Degene die als gezondheidszorgpsycholoog werkzaam wil zijn en als zodanig in het BIG-register wil worden ingeschreven, moet voldoen aan de voorwaarden die bij of krachtens de Wet BIG worden gesteld. Voor gezondheidszorgpsychologen zijn deze voorwaarden opgenomen in het Besluit gezondheidszorgpsycholoog.

Rechtbank Arnhem 16 juli 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:5624

Publicatiedatum: 25 juli 2025

De uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag tot herregistratie van eiseres als ziekenhuisapotheker in het specialistenregister voor ziekenhuisapothekers. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Het beroep is ongegrond omdat de rechtbank eiseres niet volgt voor zover zij stelt dat de werkzaamheden bij het Zorginstituut Nederland als gelijkgestelde werkzaamheden moeten worden aangemerkt. Zij heeft dan ook niet voldaan aan de werkzaamhedeneis. Ook het beroep op de hardheidsclausule en het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond.

Rechtbank Utrecht 2 juli 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:3270

Publicatiedatum: 18 juli 2025

De NZa stelt jaarlijks met een tariefbeschikking de maximumtarieven voor het daaropvolgende kalenderjaar vast voor zorgaanbieders die geestelijke gezondheidszorg bieden. Dat doet zij op basis van een periodiek kostprijsonderzoek. De LVVP en de overige eisers, die allemaal lid zijn van de LVVP, zijn het niet eens met de voorgenomen rekenmethode van de NZa in het lopende kostprijsonderzoek voor vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten. Volgens eisers leidt deze rekenmethode ertoe dat de tarieven voor vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten vanaf 2026 naar schatting 7% te laag zullen zijn. Zij vorderen daarom onder meer een gebod om bij het bepalen van de tarieven voor het contractjaar 2026 geen gebruik te maken van deze rekenmethode. De voorzieningenrechter wijst die vordering toe.

Gerechtshof Den Haag 1 juli 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:1322

Publicatiedatum:15 juli 2025

Care to Change is een gespecialiseerde GGZ-instelling die zorg verleent aan patiënten die lijden aan complexe psychische aandoeningen. Care to Change heeft in verband met verleende zorg aan bij Z&Z verzekerde patiënten meerdere declaraties ter vergoeding ingediend bij Z&Z. Z&Z heeft deze declaraties niet vergoed, kort gezegd omdat zij meent dat de geleverde zorg niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen voor dekking onder de verzekering. Het hof oordeelt dat de geleverde zorg wel voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Z&Z is gehouden de declaraties van Care to Change te voldoen.

Rechtbank Utrecht 23 juli 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:3529

Publicatiedatum: 29 juli 2025

Een zaak tussen individuele eisers en de Nederlandse Zorgautoriteit. Zij hebben samen met drie belangenorganisaties de zaak aangespannen en dezelfde vorderingen ingesteld. De belangenorganisaties hebben op grond van de WAMCA geprocedeerd. Er is op 23 april 2025 eindvonnis gewezen. Daarin is bepaald dat de HoNOS+-gegevens geen persoonsgegevens zijn. Het opvragen en verwerken van die gegevens door de NZa is niet in strijd met het recht. Daardoor wordt er niet onrechtmatig gehandeld tegenover de cliënten en beroepsbeoefenaren in de GGZ. De individuele eisers hebben geen andere argumenten of omstandigheden aangevoerd. De vorderingen worden daarom ook afgewezen.

Rechtbank Utrecht 16 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:3179

Publicatiedatum: 17 juli 2025

Verzoek om voorlopige voorziening tegen openbaarmaking van een inspectierapport op grond van de Gezondheidswet. In het inspectierapport staan feitelijke onjuistheden en het is onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.

Rechtbank Amsterdam 24 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4365

Publicatiedatum: 18 juli 2025

Kort geding waarbij Amsterdam UMC en Radboud UMC vorderen – kort gezegd – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: gedaagden elk afzonderlijk te verbieden berichten te verspreiden over het TEMPO-onderzoek. Gedaagde is tevens een financiële holding en enig aandeelhouder en bestuurder van Regenboog Apotheek. Regenboog Apotheek exploiteert samen met andere Regenboog Apotheken de website en zij verspreidt samen met de andere Regenboog Apotheken nieuwsbrieven naar onder meer artsen. Het hebben van kritiek op een wetenschappelijk onderzoek is toegestaan, tenzij de grenzen van het betamelijke worden overschreden. In dit geval wordt een aantal uitlatingen verboden. Het gaat dan om ernstige beschuldigingen die niet of onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd.

Hoge Raad 18 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1157

Publicatiedatum: 18 juli 2025

Verzoek tot schadevergoeding ten laste van Staat (artikel 10:12 lid 3 Wvggz). Kosten van rechtsbijstand vanwege mogelijke intrekking van toevoeging. Verhouding tot klachtprocedure gecombineerd met verzoek tot schadevergoeding door zorgaanbieder (artikel 10:11 lid 2 Wvggz).

Rechtbank Den Haag 17 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:12963

Publicatiedatum: 23 juli 2025

Klacht ex artikel 10:7, schadevergoeding ex artikel 10:11 en verzoek tot schorsing ex artikel 10:9 lid 1 Wvggz. De rechtbank is van oordeel dat de klacht ten aanzien van de toepassing van insluiten materieel ongegrond en formeel gegrond moet worden verklaard. Per abuis is ten aanzien van de vorm insluiten een beslissing ex artikel 8:9 van de Wvggz genomen terwijl insluiten op dat moment niet was opgenomen in de zorgmachtiging van verzoeker. De zorgaanbieder heeft dit vervolgens hersteld door later alsnog een beslissing ex artikel 8:12 van de Wvggz uit te reiken. Hoewel de beoordeling voor de toepassing van insluiten hetzelfde zou zijn geweest als de zorgaanbieder meteen een beslissing ex artikel 8:12 van de Wvggz had genomen in plaats van een beslissing ex artikel 8:9 van de Wvggz, was de beoordeling van het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging dan wel eerder ingediend en behandeld ter zitting. Hoewel een eerdere behandeling van dat verzoek niet had geleid tot een feitelijke wijziging van de situatie, nu de rechtbank insluiten aan de bestaande zorgmachtiging heeft toegevoegd, laat dit onverlet dat de vorm insluiten zonder geldige titel is toegepast in die periode. Nu de klacht ten aanzien van de toepassing van verplichte zorg in de vorm van insluiten formeel gegrond wordt verklaard is naar het oordeel van de rechtbank aanleiding voor toekenning van een schadevergoeding ten aanzien van verzoeker ex artikel 10:11 van de Wvggz.

Raad van State 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3397

Publicatiedatum: 23 juli 2025

Apotheek Heythuysen heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht om handhavend op te treden tegen de Huisartsengroepspraktijk Stramproy-EII, de huisartsen A en B en de apotheek APPO Heythuysen wegens overtredingen van de Geneesmiddelenwet en het Besluit Geneesmiddelenwet. APPO heeft apotheekservicepunten/uitdeelposten in, onder meer, de praktijken van de Huisartsengroepspraktijk Stramproy-Ell en van de huisartsen. Volgens Apotheek Heythuysen zijn in die uitdeelposten in strijd met artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet ongeëtiketteerde geneesmiddelen (geneesmiddelen zonder sticker met patiëntgegevens) op voorraad aanwezig die door de huisartsen ter hand worden gesteld aan patiënten. Verder is de samenwerking tussen APPO en beide huisartsenpraktijken, waarbij de huisartsenpraktijken een financiële vergoeding van APPO krijgen, volgens Apotheek Heythuysen in strijd met artikel 11 van het Besluit Geneesmiddelenwet. Apotheek Heythuysen heeft de minister daarom in september 2020 verzocht om handhavend tegen APPO en de twee huisartsenpraktijken op te treden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juni 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3904

Publicatiedatum: 1 juli 2025

Zorgverzekeringsrecht: voorkeursbeleid. Het hof komt tot het voorlopige oordeel dat Novartis onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de CDK 4/6 remmers op dit moment niet therapeutisch gelijkwaardig en dus onderling niet uitwisselbaar zijn op de OS (overall survival) oftewel uitzicht op een langer leven. Dit betekent dat het voorkeursbeleid op deze grond vooralsnog niet onrechtmatig is tegenover Novartis. De wijze waarop Zorgverzekeraars Nederland de prijzen van de CDK 4/6 remmers in de inkoopronde heeft vergeleken, is daarentegen wel onzorgvuldig. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen.

Raad van State 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3258

Publicatiedatum: 16 juli 2025

Bij besluit van 19 mei 2020 heeft de minister voor Medische Zorg aan appellant een vergunning verleend voor het bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen aan patiënten van zijn huisartsenpraktijk in een bij het besluit nader geduid gebied. Appellant is sinds juli 2015 huisarts in Rouveen. In Rouveen is geen apotheker gevestigd. Appellant wil daarom zelf medicijnen aan zijn patiënten kunnen verstrekken. Daarvoor heeft hij een vergunning nodig van de minister. Eerder heeft appellant al een vergunning gekregen voor het gebied van de lintbebouwing ten zuiden van de dorpskern Rouveen. Dat gebied wil hij uitbreiden met Nieuwleusen waaronder (de woonkern) Rouveen, een deel van Staphorst, een deel van De Meele en met De Lichtmis. Hij heeft daarom de minister gevraagd zijn vergunning te wijzigen. De minister heeft dat gedaan en appellant een vergunning gegeven voor het gevraagde gebied. De minister vond dat de vergunning in het belang van de geneesmiddelenvoorziening was. Volgens de minister volgt uit de tekst van de wet dat hij bij die beoordeling alleen de meest nabijgelegen apotheek betrekt. Apotheek De Veenhorst vindt dat de minister de vergunning niet mocht verlenen. De rechtbank is het daarmee eens.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief