Rechtbank Overijssel, 20 juli 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2144
De gemeente heeft aan Take Care over de jaren 2016 tot en met 2019 geldsommen betaald op grond van de WMO zodat Take Care zorg kon verlenen aan cliënten met een indicatie. Take Care heeft die zorg volgens de gemeente Almelo echter niet goed geleverd, en daarom vordert zij de betaalde bedragen terug. De rechtbank oordeelt in dit vonnis dat Take Care inderdaad niet de overeengekomen maatwerkvoorziening heeft geleverd, onder meer niet omdat Take Care niet beschikte over voldoende opgeleid personeel dat deze zorg kon leveren. Zowel de B.V. als haar bestuurders zijn hiervoor aansprakelijk zoals hierna wordt uitgelegd. Bestuurder [gedaagde sub 2] is gedurende de procedure overleden. De rechtbank neemt ook een beslissing over wat dat voor de erfgenaam van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , betekent.
Take Care zal een groot deel van de ontvangen bedragen, ook bedragen die zijn betaald in het kader van een PGB, aan de gemeente Almelo moeten terugbetalen. Omdat de zorg die Take Care wel heeft geleverd echter wel een bepaalde waarde had, namelijk de waarde van “algemene voorzieningen”, mag Take Care die bedragen houden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6167
Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:248 BW toegewezen. Thuiszorgorganisatie is in 2016 failliet verklaard, volgens bestuurders als gevolg van invoering WMO. Hof oordeelt (anders dan de rechtbank) dat de onderneming voor invoering van die wet al niet meer levensvatbaar was, door financiële en administratieve problemen. De bestuurders hadden daar onvoldoende zicht op en de curator heeft aannemelijk gemaakt dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement was en niet de invoering van de WMO.