Rechtbank Rotterdam 22 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:10394
Publicatiedatum: 28 augustus 2025
Wvggz. Schadevergoedingsverzoek ex artikel 10:12 lid 2 Wvggz. Verzoekster is met een crisismaatregel opgenomen. OvJ heeft geen verzoek tot crisismaatregel bij deze rechtbank ingediend. Verzoekster is na afloop van een crisismaatregel om die reden zonder titel opgenomen geweest. De zorgaanbieder is zelf verantwoordelijk voor het nagaan of er een titel is voor verplichte zorg. Op zich is het niet vreemd dat de zorgaanbieder, gezien jarenlange ervaring, verwacht dat de OvJ een verzoek indient, maar die verwachting is niet voldoende. Als de zorgaanbieder het niet controleert, dan neemt zij een risico waarvan de gevolgen aan haar kunnen worden toegerekend als het risico zich verwezenlijkt. Het kan anders liggen in de situatie waarin de zorgaanbieder actief navraag doet of een verzoek tot verlenging is ingediend en vervolgens foutief wordt voorgelicht. Die situatie doet zich hier echter niet voor. In lijn met de Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken is een schadevergoeding van € 100,- per dag toegekend.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 mei 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1349
Publicatiedatum: 6 augustus 2025
Wvggz. Schadevergoedingsverzoek. Het verzoek tot schadevergoeding is derhalve een onderdeel van de klachtprocedure en in zoverre geldt dat, in tegenstelling tot de situatie waarin op grond van art. 10:12 Wvggz een zelfstandig verzoek tot schadevergoeding aan de rechtbank wordt voorgelegd, tegen de beslissing van de rechtbank geen hoger beroep openstaat op grond van artikel 10:9 lid 3 Wvggz. Kortom, het schadevergoedingsverzoek dient in dat geval steeds in samenhang met de klacht te worden beoordeeld en volgt dus steeds de hoofdzaak (de klacht). Hiertegen kan slechts beroep in cassatie worden ingesteld, waarbij de Hoge Raad het cassatieberoep niet alleen ontvankelijk zal achten met betrekking tot de hoofdzaak, maar ook voor zover het betrekking heeft op de verzochte schadevergoeding. Het hof verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Hoge Raad van 8 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1042) en van 4 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1582). Nu GGZ niet in cassatie is gegaan tegen het oordeel van de rechtbank tegen de gegrondverklaring van de klacht, is GGZ dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.