Nieuws
Rechtsverhouding tussen beurspromovendi en UMCG is arbeidsovereenkomst
Gepubliceerd op 8 apr 2025
Onze mensen

De Hoge Raad heeft op 28 maart jl. geoordeeld dat de rechtsverhouding tussen beurspromovendi en UMC Groningen als overheidsinstelling in de periode van 2016 tot 2018 kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Beurspromovendi kunnen niet worden aangemerkt als ambtenaar. In onderstaand artikel lees je hoe dit precies zit.
Achtergrond
Het UMCG is een aan de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RUG) verbonden academisch ziekenhuis. Het biedt in samenwerking met de RUG de bachelor- en masteropleiding geneeskunde aan. Daarnaast biedt het UMCG de mogelijkheid tot het uitvoeren van promotieonderzoek. Sinds 2001 biedt het UMCG studenten de mogelijkheid de masterfase van hun studie te combineren met promotieonderzoek. Tot oktober 2016 werden deze studenten aangesteld als student-assistent. Dat was, omdat het UMCG een overheidsinstelling is, een ambtelijke aanstelling.
De beurspromovendi in kwestie, destijds allen student, zijn in de periode van oktober 2016 tot oktober 2018 toegelaten tot het doen van promotieonderzoek. Zij werden echter niet meer (ambtelijk) aangesteld als student-assistent, maar met hen werd een overeenkomst gesloten. In die overeenkomst zijn zij aangeduid als ‘promotiestudent’. Vanaf oktober 2018 is UMCG weer op het oude systeem overgegaan waarin dergelijke studenten werden aangesteld als student-assistent met ambtelijke aanstelling. Na invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra) per 1 januari 2020 zijn deze ambtelijke aanstellingen omgezet in arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht en zijn met nieuwe MD/PhD-studenten arbeidsovereenkomsten gesloten.
De rechtsprocedures
De beurspromovendi in kwestie vorderen voor recht te verklaren dat in de periode van oktober 2016 tot oktober 2018 sprake was van een arbeidsovereenkomst en in het verlengde daarvan een betaling van achterstallig loon en wettelijke verhoging.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en voor recht verklaard dat tussen de beurpromovendi en het UMCG een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het UMCG stapte daarop naar de Hoge Raad. Zij vond dat het oordeel van het hof dat de beurspromovendi en het UMCG een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht zijn aangegaan, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. In de periode waarin deze zaak zich afspeelde (2016-2018), bracht artikel 7:615 (oud) BW mee dat geen arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht kon worden gesloten tussen een overheidsinstelling en personen zoals de beurspromovendi. Daarnaast was volgens het UMCG onjuist dat de overeenkomst tussen partijen volgens het hof voldeed aan de wettelijk omschrijving van een arbeidsovereenkomst.
Oordeel van de Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad kunnen de beurspromovendi niet worden aangemerkt als ambtenaar. De beschermende regels voor werkende ambtenaren gelden dus niet. Als de regels van het arbeidsrecht op grond van artikel 7:615 (oud) BW ook niet zouden gelden, zou er sprake zijn van een ongeregelde overeenkomst zonder beschermende regels voor werkenden. Als de rechtsverhouding tussen partijen voldoet aan de omschrijving van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW sluit een dergelijk resultaat – waarin de bepalingen van titel 7.10 BW als gevolg van art. 7:615 (oud) BW buiten toepassing blijven – niet aan bij de rechtsontwikkeling die inmiddels heeft geleid tot de Wnra. Het doel van deze wet was immers het zoveel mogelijk gelijktrekken van de rechtsposities van (voormalige) ambtenaren en werknemers. Evenmin wordt met een dergelijk resultaat dan het doel gediend dat de wetgever met art. 7:615 (oud) BW voor ogen stond.
Voor de lacune in de rechtsbescherming van de beurspromovendi die dan ontstaat, biedt het wettelijk stelsel geen rechtvaardiging. Die rechtvaardiging kan ook niet worden gevonden in het Besluit experiment promotieonderwijs. Volgens de toelichting bij dat besluit zou de rechter, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, de verhouding met een promovendus kunnen aanmerken als een arbeidsovereenkomst of een aanstelling als ambtenaar. Het hof mocht volgens de Hoge Raad daarom oordelen dat de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek over de arbeidsovereenkomst in de omstandigheden van dit geval kunnen worden toegepast op de verhouding tussen de beurspromovendi en het UMCG, en onderzoeken of de overeenkomst tussen partijen voldoet aan de omschrijving van een arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek. De cassatieklachten van UMCG kunnen volgens de Hoge Raad niet slagen.
De rechtsverhouding tussen de beurspromovendi en het UMCG wordt dus aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
Conclusie
Deze uitspraak laat op een bijzondere wijze de samenloop tussen het arbeidsrecht en het ambtenarenrecht zien. Gelukkig is er met de Wnra een einde gekomen aan dergelijke gevallen, al blijft het arbeidsrecht in de publieke sector een vreemde eend in de bijt.
Heeft u als gemeente vragen over dit onderwerp of andere onderwerpen op arbeidsrechtelijk vlak, neem dan gerust contact op met Joost Schunselaar, onze arbeidsrechtspecialist in de publieke sector.
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?

Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.