Nieuws

‘Onredelijke benadeling’ geldt niet bij overdracht levensverzekering in faillissement

Gepubliceerd op 25 jan. 2021

Onze mensen

Pexels karolina grabowska 4386149
Bij de overdracht van een levensverzekering in faillissement geldt niet de maatstaf van ‘onredelijke benadeling’ uit art. 22a lid 1 Fw. De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 8 januari jl. (ECLI:NL:HR:2021:36) hoe omgegaan dient te worden met het uitoefenen van rechten die leiden tot uitwinning van de levensverzekering in een faillissement van de verzekeringnemer. In onderstaand artikel zullen wij kort toelichten wat de Hoge Raad heeft geoordeeld en wat dit betekent voor gefailleerden met een levensverzekering. Levensverzekeringen Levensverzekeringen zijn verzekeringen waarbij door de verzekeringnemer zijn eigen leven of het leven van een ander wordt verzekerd. Degene wiens leven of dood het betreft, wordt de verzekerde genoemd. Degene aan wie de uitkering plaatsvindt, is de begunstigde. De verzekeringnemer is degene die de verzekering afsloot en de premie betaalt. De levensverzekering laat zich naar de invulling van de verschillende aspecten ervan onderscheiden. Doorgaans wordt hierbij een driedeling gehanteerd naar het moment waarop uitkering plaatsvindt: bij overlijden (nabestaande pensioen), bij leven (lijfrenteverzekering) of bij leven of overlijden (gemengde levensverzekering). Een veel voorkomende levensverzekering is de fiscaal georiënteerde gerichte lijfrente, ook wel aangeduid als uitgestelde lijfrente. Bij deze gerichte lijfrente vindt de periodieke uitkering in de toekomst plaats bij het in leven zijn van de verzekerde persoon. De hoogte van de uit te keren termijnen staat niet vast, omdat deze afhankelijk is van het nog op te bouwen kapitaal. Een ander veel voorkomende levensverzekering is de, eveneens fiscaal gefaciliteerde, bancaire lijfrente. Deze levensverzekering laten wij hier verder buiten beschouwing omdat de bancaire lijfrentes (indien aan de dubbele fiscale toets wordt voldaan) – “buiten het faillissement” blijven op grond van art. 21 onder sub 7 Fw. Als gevolg daarvan maken zij geen deel uit van het tot het faillissement behorend vermogen, in tegenstelling tot de overige levensverzekeringen. Levensverzekeringen in faillissement In een faillissementssituatie kan de curator van de failliete verzekeringnemer (hierna: de failliet) de levensverzekering afkopen of de begunstigde wijzigen. Op grond van artikel 22a lid 1 Fw is de curator echter slechts bevoegd tot afkoop of wijziging van de begunstiging indien geen sprake is van onredelijke benadeling van de failliet. Van onredelijke benadeling zal sprake zijn indien de levensverzekering een verzorgingskarakter heeft en voor die toets zijn allerlei omstandigheden van belang, zoals: is de verzekering de enige oudedags- of nabestaandenvoorziening of zijn er daarnaast nog aanspraken ingevolge de Pensioenwet, de AOW etc. De wetgever wenst met behulp van dit wetsartikel te voorkomen dat levensverzekeringen met een verzorgingskarakter volledig uitgewonnen worden in het faillissement. Daarbij zij opgemerkt dat de afkoop van een dergelijke levensverzekering vaak tot gevolg heeft dat de waarde van de levensverzekering volledig wordt wegbelast. Over de afkoopsom moet dan immers belasting worden betaald (percentage dat geldt in box 1) en een revisierente van 20% van de afkoopsom. Een andere optie is dat de curator de waarde van de levensverzekering te gelde maakt door overdracht aan een derde. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien een derde-begunstigde ter voorkoming van afkoop de verzekering van de curator overneemt tegen betaling van de afkoopwaarde. Voor de overdracht van levensverzekeringen is op grond van art. 22a lid 2 Fw schriftelijke toestemming van de failliet noodzakelijk. Het vereiste dat geen sprake mag zijn van onredelijke benadeling van de failliet is bij de overdracht van levensverzekeringen dus niet aan de orde. De beperkingen uit artikel 22a Fw (en art. 21 onder 7 Fw) vormen een uitzondering op de hoofdregel dat de failliet met zijn gehele vermogen instaat voor de schulden. Deze beperkingen dienen daarom in beginsel strikt te worden uitgelegd. Achtergrond In de onderhavige zaak ging het om twee verzekeringen waarvan de failliet verzekeringnemer, verzekerde en begunstigde was. De curator had failliet laten weten dat hij voornemens was om tot afkoop over te gaan van één van de levensverzekeringen. Failliet heeft toen de mogelijkheden onderzocht om de levensverzekering toch te kunnen behouden als pensioenvoorziening. Uiteindelijk heeft failliet met de curator onderhandeld over de overdracht van de levensverzekering aan zijn echtgenote. Dit zodat de waarde van de levensverzekering niet zou worden wegbelast. Na toestemming van de rechter-commissaris zijn de levensverzekeringen vervolgens tegen betaling van de afkoopwaarde overgedragen aan de echtgenote van failliet. Hiermee heeft de boedel aldus de afkoopwaarde ontvangen en is failliet niet de gehele waarde van de levensverzekering verloren. Nadat voormelde overdracht had plaatsgevonden is failliet zich de repercussies van art. 22a Fw gaan realiseren. Pas toen is failliet naar eigen zeggen bekend geworden met het feit dat het recht tot afkoop van een levensverzekering en tot wijziging van de begunstiging buiten de boedel vallen voor zover de failliet daardoor onredelijk wordt benadeeld en dat overdracht van de levensverzekering alleen met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer kan gebeuren. Hoewel de failliet in deze zaak zijn toestemming heeft gegeven voor de overdracht, voert de failliet achteraf toch aan dat hij door de overdracht van de levensverzekering onredelijk benadeeld zou zijn en de curator daarom gehouden is het polis-bedrag van de levensverzekering aan hem uit te keren. De curator heeft daarna echter niet willen meewerken aan ongedaanmaking van de gemaakte afspraken. Volgens de failliet had de curator op grond van art. 22a Fw moeten onderzoeken of de failliet door de overdracht onredelijk benadeeld zou worden (zoals de curator dat op grond van art. 22a lid 1 Fw moet bij afkoop en wijziging van de begunstiging van een levensverzekering). In cassatie speelt daarom in de eerste plaats of ook bij overdracht getoetst moet worden of de failliet daardoor onredelijk benadeeld wordt. De failliet heeft verder betoogd dat de curator onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door na te laten te onderzoeken of de failliet ervan op de hoogte was dat de curator slechts tot afkoop van de levensverzekeringen kon overgaan voor zover de failliet daardoor niet onredelijk zou worden benadeeld en dat de door de failliet betoogde instandhouding van de levensverzekeringen dus ook zonder overdracht gewaarborgd zou kunnen worden, en door de failliet daarover niet te informeren. Hoge Raad De Hoge Raad komt eerst tot het oordeel dat geen grond bestaat om de bevoegdheid van de curator tot het overdragen van een levensverzekering, naast het vereiste van toestemming van de failliet, verder te beperken met het vereiste dat de overdracht niet onredelijk benadelend mag zijn voor de failliet. De curator was aldus bevoegd tot het overdragen van de levensverzekering omdat de failliet daarvoor zijn toestemming had gegeven. Wanneer failliet onredelijke benadeling zou voorzien bij overdracht, zou hij eenvoudigweg zijn toestemming onthouden, zo is dan het stelsel (aldus de A-G in zijn conclusie). Vervolgens stelt de Hoge Raad dat de curator bij de uitoefening van zijn wettelijke taak ook met de gerechtvaardigde belangen van de gefailleerde rekening heeft te houden, hetgeen in het bijzonder aan de orde kan zijn wanneer het gaat om de voorziening in de eerste levensbehoeften van een particuliere gefailleerde. Bij het verkrijgen van voormelde toestemming kan onder omstandigheden een informatieplicht voor de curator bestaan. De curator dient zich ervan te vergewissen of failliet de toestemming bij een juiste voorstelling van zaken verleent en of de failliet tevens op zijn rechten ten aanzien van de levensverzekering is gewezen. Conclusie Zoals blijkt uit de onderhavige casus is het daarbij van essentieel belang dat de failliet zich bewust is van de (on)mogelijkheden voor een curator om rechten die leiden tot uitwinning van de levensverzekering uit te oefenen. Indien levensverzekeringen in faillissement worden uitgewonnen, op welke wijze dan ook, kan dit grote gevolgen hebben voor de verzekeringsnemer en/of begunstigde. De oudedag- en/of pensioenvoorziening gaat immers verloren. Anderzijds blijkt uit dit arrest van de Hoge Raad ook dat de curator ook de verplichting heeft om de failliet op een juiste wijze te informeren over de gevolgen en mogelijkheden. Hoe dan ook is het bij levensverzekeringen in faillissement zaak om goed advies in te winnen over de (on)mogelijkheden voordat afspraken gemaakt worden met de curator. Heeft u vragen over (uw) levensverzekeringen in faillissement, schroom dan niet om contact op te nemen met één van de insolventiespecialisten van Holla Advocaten.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief