Nieuws

Kwartaalupdate franchise 2023 (2/4)

Gepubliceerd op 18 jul. 2023

Onze mensen

Pexels engin akyurt 1437318

Deze update omvat een selectie van uitspraken op het gebied van het franchise die in het eerste kwartaal op www.rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Elke uitspraak is voorzien van een korte toelichting en een link naar de volledige uitspraak.

Dat de stand-still periode van vier weken een 'harde' verplichting is, bleek reeds uit de wet en toelichting daarop. Mondjesmaat zien we nu ook de eerste voorbeelden van de toepassing van de stand-still periode terug komen in de rechtspraak. Zo onder meer in een kwestie binnen de Oamkb formule.

Een franchisenemer van Oamkb Franchise B.V. (een formule binnen de accountancy en fiscaal advies) wordt aangesproken op de betaling van facturen. Zij verweert zich en beroept zich onder meer op de vernietiging van de franchiseovereenkomst. De conceptovereenkomst was door de franchisegever toegestuurd op 25 mei 2021. Partijen ondertekenen deze vervolgens op 11 juni 2021, 11 dagen te vroeg volgens de franchisenemer. De franchisegever verweert zich door te stellen dat de overeenkomst pas op 1 oktober 2021 inging. Met deze ingangsdatum moest volgens haar rekening worden gehouden. Dit mag haar niet baten. De rechter oordeelt dat de overeenkomst (feitelijk: de rechtshandeling) in strijd is met een dwingende bepaling. Om die reden kan de franchiseovereenkomst met succes worden vernietigd. De vordering van de franchisegever tot betaling van de facturen wordt vervolgens afgewezen.

Tip voor de praktijk: als franchisegever is het van cruciaal belang om ervoor zorg te dragen dat alle informatie (niet alleen de franchiseovereenkomst) tijdig wordt verstrekt en dat de vier weken stand-stil stipt wordt toegepast. In het verlengde daarvan is het van belang dat aangetoond kan worden welke informatie wanneer is verstrekt.

Lees de gehele uitspraak hier.

Driestroom exploiteert een franchiseformule, die zich richt op het bieden van zorg aan cliënten. Dit doen ze in de vorm van 'gezinshuizen' die worden geëxploiteerd door franchisenemers. Bij een van deze franchisenemers ontstond op enig moment onzekerheid over de kwaliteit van de dienstverlening.

In dat verband is van belang dat een franchisegever hoort toe te zien op de correcte naleving van afspraken en normen binnen haar formule. Dit betekent ook dat zij dit, waar nodig, dient te onderzoeken. Dit laatste viel verkeerd bij voornoemde franchisenemer van de Driestroom. De Driestroom stelde namelijk een onderzoek in naar het pedagogisch leefklimaat binnen de franchisenemer. Gedurende dit onderzoek (dat plaatsvond gedurende 4 maanden) plaatste Driestroom volgens de franchisenemer geen nieuwe cliënten en zouden aan haar verbonden partijen zijn benaderd. Zij stelde hierdoor reputatieschade en daarmee omzetverlies te hebben geleden. Haar belangrijkste verwijt aan De Driestroom betrof dat de interne klachtenprocedure ten onrechte niet zou zijn doorlopen. Daarop ontbond de franchisenemer de franchiseovereenkomst. Vervolgens stapt zij naar de rechter voor vergoeding van haar schade.

De Driestroom brengt daar tegen in dat de interne klachtprocedure niet hoefde te worden gevolgd (in relatie tot de franchisenemer) omdat er geen sprake was van een klacht door of namens een cliënt. Het onderzoeksrapport is bovendien nooit definitief geworden en evenmin openbaar. Ook stelt zij dat er geen verplichting was tot het plaatsen van een minimum aantal cliënten. Van een cliëntenstop zou nooit sprake zijn geweest. Van enige vergoeding van schade kan dan ook geen sprake zijn, aldus De Driestroom.

De rechter behandelt eerst de stellingen ten aanzien van de klachtenprocedure. Aan de hand van uitleg van bepalingen in het handboek (ten aanzien van de klachtafhandeling) komt zij tot de conclusie dat deze ziet op klachten "ingesteld door een cliënt, die daarvoor de interne klachtenprocedure kan doorlopen". Er is niet gebleken dat deze verplichting ook geldt in de situatie dat Driestroom c.s., al dan niet op basis van klachten van cliënten, een onderzoek wenst in te stellen bij franchisenemer. Om die reden rustte er geen verplichting op Driestroom om de procedure te volgen. Zij kan dus ook niet tekortgeschoten zijn in deze verplichting.

Het lijkt erop dat de rechter hiermee bedoeld dat de klachtenprocedure enkel 'extern' is bedoeld en niet intern, in relatie tot de franchisenemer. Bovendien is vast komen te staan volgens de rechter dat de Driestroom (wettelijk) bevoegd was tot het uitvoeren van een onderzoek. Dat is ook niet betwist. De franchisenemer had hieraan moeten meewerken. Dat heeft zij niet gedaan.

Alles samen genomen komt de rechter tot het oordeel dat de ontbinding niet rechtsgeldig is en de relatie voortduurt. De franchisenemer is dus te lichtvaardig overgegaan tot beëindiging.

Les voor de praktijk

Een contractspartij dient niet te lichtvaardig een besluit te nemen om tot beëindiging over te gaan. Zij dient er zeker van te zijn dat er sprake is van een tekortkoming en verzuim. Indien een partij ten onrechte overgaat tot beëindiging, en zij dus zelf geen uitvoering meer geeft aan haar verplichtingen, kan zij andersom het verwijt krijgen dat juist zij in verzuim verkeert. Oplettendheid is dus vereist.

Lees de gehele uitspraak hier.

Deze vraag stond centraal in een opmerkelijk geschil tussen Nanny Nina en haar franchisenemer. Wat speelde er?

Nanny Nina betreft een landelijk opererende franchiseorganisatie. Zij beheert een online platform (marktplaats), dat particulieren faciliteert in het vinden van oppasdiensten. Aangesloten franchisenemers krijgen een rayon toegewezen waarbinnen zij actief mogen zijn. Nanny Nina sluit in het kader van haar franchisesamenwerking franchiseovereenkomsten voor de duur van vijf jaar, waarbij tussentijdse opzegging enkel mogelijk is in geval van een aantal limitatief benoemde situaties.

In de voorliggende kwestie geeft Nanny Nina op enig moment aan met de franchise (in haar geheel) te willen stoppen. Ze biedt aan de franchisenemer een vergoeding voor de overname van de onderneming. De franchisenemer aanvaardt dit niet.

Enkele dagen later zegt Nanny Nina de samenwerking op tegen een termijn van twee maanden, tenzij de franchisenemer zal voldoen aan een aantal aanvullende voorwaarden. Zo wil de franchisegever dat de franchisenemer een minimum aantal dagen werkzaam is voor de franchise en meer investeert.

Nanny Nina laat er geen gras over groeien en stuurt reeds een kleine maand later een e-mail waarin zij haar verwachtingen uitspreekt ten aanzien van investeringen door franchisenemer. Zij schrijft voorts. "We zullen geen facturen meer betalen, mits niet wordt voldaan aan de eis om facturen van de marketing acties, Inc rekening afschrift dat ze echt betaald zijn."

Hierop ontbindt de franchisenemer de franchiseovereenkomst en vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 63.000,-.

De cruciale vraag is wie rechtsgeldig heeft opgezegd. De rechter stelt vast dat Nanny Nina niet rechtsgeldig op heeft kunnen zeggen nu er geen rechtsgrond was voor tussentijdse opzegging. Door haar mededeling - dat zij de overeenkomst enkel nog na zal komen indien franchisenemer voldoet aan niet overeengekomen en aanvullende voorwaarden - is Nanny Nina zelf in verzuim komen te verkeren zonder ingebrekestelling. De wet bepaalt namelijk dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. De rechter concludeert dan ook dat de ontbinding rechtsgeldig was.

Aan de franchisenemer komt vervolgens een, door de rechter vast te stellen, schadevergoeding toe. Deze vergoeding wordt gebaseerd op een vergelijking tussen de situatie waarin zij zou hebben verkeerd bij voortduren van de samenwerking en de huidige situatie waarin zij verkeert. De rechter neemt hierin mee dat de (ex)franchisenemer tevens voordeel heeft van de beëindiging. Dit doordat zij geen inspanningen en kosten meer hoeft te dragen. Bovendien is zij minder gaan werken gedurende de franchisesamenwerking en lag het daarom niet voor de hand dat de inkomsten uit het verleden zich op dezelfde wijze zouden hebben voortgezet. Aan haar komt daarom een schadevergoeding toe ter hoogte van € 20.000,-.

Les voor de praktijk

Deze uitspraak laat zien dat voorzichtigheid is gebonden bij het beëindigen van samenwerkingen. Indien u als franchisegever nakoming verlangt van bepaalde afspraken en daar ook consequenties aan verbindt, dan dient u er zeker van te zijn dat geen discussie kan bestaan over de vraag of deze afspraken 'geldend zijn'. Deze uitspraak laat zien dat een onterechte sommatie (waar verstrekkende gevolgen aan gekoppeld worden) een franchisegever (feitelijk iedere contractspartij) duur kan komen te staan indien deze onterecht is.

Lees de gehele uitspraak hier.

Holla legal & tax is gespecialiseerd in franchisezaken. Daarnaast hebben wij veel ervaring met het opstellen van (franchise)overeenkomsten en het voorkomen en oplossen van geschillen hierover. Wilt u weten of uw overeenkomsten in lijn zijn met de nieuwe Franchisewet? Of wilt u een (franchise)overeenkomst laten opstellen? Neem dan contact op met onze specialisten.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief