Deze vraag stond centraal in een opmerkelijk geschil tussen Nanny Nina en haar franchisenemer. Wat speelde er?
Nanny Nina betreft een landelijk opererende franchiseorganisatie. Zij beheert een online platform (marktplaats), dat particulieren faciliteert in het vinden van oppasdiensten. Aangesloten franchisenemers krijgen een rayon toegewezen waarbinnen zij actief mogen zijn. Nanny Nina sluit in het kader van haar franchisesamenwerking franchiseovereenkomsten voor de duur van vijf jaar, waarbij tussentijdse opzegging enkel mogelijk is in geval van een aantal limitatief benoemde situaties.
In de voorliggende kwestie geeft Nanny Nina op enig moment aan met de franchise (in haar geheel) te willen stoppen. Ze biedt aan de franchisenemer een vergoeding voor de overname van de onderneming. De franchisenemer aanvaardt dit niet.
Enkele dagen later zegt Nanny Nina de samenwerking op tegen een termijn van twee maanden, tenzij de franchisenemer zal voldoen aan een aantal aanvullende voorwaarden. Zo wil de franchisegever dat de franchisenemer een minimum aantal dagen werkzaam is voor de franchise en meer investeert.
Nanny Nina laat er geen gras over groeien en stuurt reeds een kleine maand later een e-mail waarin zij haar verwachtingen uitspreekt ten aanzien van investeringen door franchisenemer. Zij schrijft voorts. "We zullen geen facturen meer betalen, mits niet wordt voldaan aan de eis om facturen van de marketing acties, Inc rekening afschrift dat ze echt betaald zijn."
Hierop ontbindt de franchisenemer de franchiseovereenkomst en vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 63.000,-.
De cruciale vraag is wie rechtsgeldig heeft opgezegd. De rechter stelt vast dat Nanny Nina niet rechtsgeldig op heeft kunnen zeggen nu er geen rechtsgrond was voor tussentijdse opzegging. Door haar mededeling - dat zij de overeenkomst enkel nog na zal komen indien franchisenemer voldoet aan niet overeengekomen en aanvullende voorwaarden - is Nanny Nina zelf in verzuim komen te verkeren zonder ingebrekestelling. De wet bepaalt namelijk dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. De rechter concludeert dan ook dat de ontbinding rechtsgeldig was.
Aan de franchisenemer komt vervolgens een, door de rechter vast te stellen, schadevergoeding toe. Deze vergoeding wordt gebaseerd op een vergelijking tussen de situatie waarin zij zou hebben verkeerd bij voortduren van de samenwerking en de huidige situatie waarin zij verkeert. De rechter neemt hierin mee dat de (ex)franchisenemer tevens voordeel heeft van de beëindiging. Dit doordat zij geen inspanningen en kosten meer hoeft te dragen. Bovendien is zij minder gaan werken gedurende de franchisesamenwerking en lag het daarom niet voor de hand dat de inkomsten uit het verleden zich op dezelfde wijze zouden hebben voortgezet. Aan haar komt daarom een schadevergoeding toe ter hoogte van € 20.000,-.
Les voor de praktijk
Deze uitspraak laat zien dat voorzichtigheid is gebonden bij het beëindigen van samenwerkingen. Indien u als franchisegever nakoming verlangt van bepaalde afspraken en daar ook consequenties aan verbindt, dan dient u er zeker van te zijn dat geen discussie kan bestaan over de vraag of deze afspraken 'geldend zijn'. Deze uitspraak laat zien dat een onterechte sommatie (waar verstrekkende gevolgen aan gekoppeld worden) een franchisegever (feitelijk iedere contractspartij) duur kan komen te staan indien deze onterecht is.
Lees de gehele uitspraak hier.