Nieuws
Geen indicatie voor gevraagde behandeling en afdwingen ervan niet mogelijk
Gepubliceerd op 12 okt 2025
Onze mensen
Op 2 oktober 2025 deed de voorzieningenrechter een interessante uitspraak in een behandelkwestie. Een patiënte vordert in kort geding toegang tot een behandeling.
Wat was er aan de hand?
Een ernstig zieke patiënte – zij is onder andere gediagnosticeerd met een gastroparese, wat zorgt voor vertraagde vertering van voedsel door minder beweeglijkheid van de maag – wil via een kort geding drie academische ziekenhuizen dwingen om een afgewezen behandeling door middel van totale parenterale voeding (TPV) toch te geven. Ook vordert zij dat de zorgverzekeraar voor haar deze behandeling beschikbaar stelt. De patiënte stelt op korte termijn te overlijden als zij de zogenoemde TPV-behandeling niet krijgt. De ziekenhuizen hebben de behandeling vooralsnog geweigerd, omdat het geen passende behandeling is omdat er alternatieven zijn en er aan de TPV-behandeling grote risico’s zijn verbonden.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter wees de vorderingen af en stelde daartoe voorop dat het in beginsel een arts is die de behandeling bepaalt; de rechter kan die beslissing slechts marginaal toetsen:
‘Als uitgangspunt geldt dat een behandelend arts de zorg van een goed hulpverlener in acht dient te nemen en dient te handelen overeenkomstig de voor hem geldende professionele standaard. De behandelend arts heeft een eigen verantwoordelijkheid om te bepalen wat goede medische zorg voor een patiënt vereist en kan in beginsel niet verplicht worden een bepaalde behandeling uit te voeren zonder dat hij hier achter staat. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter de beslissing van de behandelend artsen van de academische ziekenhuizen om op dit moment geen TPV bij [eiseres] toe te dienen, marginaal dient te toetsen. De voorzieningenrechter zal hierbij ingaan op de vraag of de behandelend artsen van de academische ziekenhuizen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot hun beslissing hebben kunnen komen.’
De voorzieningenrechter overwoog voorts dat in een geval van een verschil van mening over een passende behandeling de rechter de (artsen werkzaam bij de) academische ziekenhuizen alleen kan verplichten de door de patiënt gewenste behandeling te geven, als zij hun beslissing om dat niet te doen in redelijkheid niet hebben kunnen nemen. Omdat de academische ziekenhuizen goed hebben uitgelegd waarom zij (op dit moment) tegen TPV zijn, kan die conclusie niet worden getrokken.
De voorzieningenrechter oordeelde eveneens dat de zorgverzekeraar niet kan worden verplicht om de behandeling toch mogelijk te maken wanneer hiervoor geen indicatie is. Er is geen sprake van schending van artikel 11 van de Zorgverzekeringswet, noch van de artikelen 2 of 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
Conclusie
De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af. Het oordeel of een behandeling geïndiceerd is, blijft aan de arts. Dit oordeel moet afdoende gemotiveerd worden. Een zorgverzekeraar is niet gehouden om een zorgaanbieder te verplichten een gewenste behandeling aan te bieden, als daar geen medische indicatie voor bestaat.
Dit artikel is geschreven door Rolinka Wijne. Meer weten? Neem dan contact op.
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.