Nieuws

Een gewaarschuwd weggebruiker telt voor twee

Gepubliceerd op 14 aug. 2023

Onze mensen

Slipgevaar
Dit artikel is op 7 augustus 2023 gepubliceerd door VAST 2023 / B-040, Iris Cuijpers, e-ISSN 2667-307X, M.A.D.Lex.

De uitspraak van de rechtbank

Op een weg gelegen in de gemeente Leeuwarden is een bestuurder van een motorfiets ten val gekomen. Deze bestuurder, werkzaam bij de politie en rijdend op een aan de politie toebehorende motorfiets, kwam ten val in een bocht naar links. In het midden van deze bocht is aan de linkerzijde een zijweg gelegen. Op deze T-splitsing lag op het moment van het ongeval split. Aan weerszijden van het kruisingsvlak had de gemeente borden, waarmee werd gewaarschuwd voor slipgevaar en voor opspattend grind, geplaatst. Als gevolg van het ongeval is de motorfiets beschadigd geraakt. De politie spreekt als eigenaar van de motorfiets de gemeente Leeuwarden als wegbeheerder in rechte aan tot vergoeding van de schade aan de motorfiets. Daartoe voert zij aan dat dat de weg waar het ongeval plaatsvond niet aan de eisen voldeed die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen.  De kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland stelt vast dat op het moment van het ongeval split op het wegdek aanwezig was, en overweegt dat dit met zich brengt dat sprake is van een gevaarlijke situatie waarvoor gewaarschuwd diende te worden. In het vonnis buigt de kantonrechter zich over de vraag of de gemeente dit voldoende heeft gedaan. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Zo bevonden de waarschuwingsborden zich volgens de kantonrechter op een zodanige locatie dat een oplettende verkeersdeelnemer voldoende gelegenheid had om te anticiperen op het gevaar waarvoor wordt gewaarschuwd en om zodoende zijn rijgedrag hierop aan te passen. Nu tussen partijen vaststaat dat de bestuurder op het moment van het ongeval een snelheid had van ongeveer 60 à 70 kilometer per uur, brengt dat met zich mee dat hij naar het oordeel van de kantonrechter bij voldoende oplettendheid nog tijdig had kunnen anticiperen op de gevaarlijke situatie waarvoor werd gewaarschuwd. Nu met de verkeersborden voldoende voor het gevaar werd gewaarschuwd, hoefde de gemeente volgens de kantonrechter geen bord met daarop een adviessnelheid te plaatsen. Het ontbreken van dit bord maakt de weg in de gegeven omstandigheden dan ook niet gebrekkig. Dit brengt de kantonrechter tot de slotsom dat de gemeente Leeuwarden niet aansprakelijk is voor de schade aan de bromfiets.

Beoordeling in de rechtspraak

De uitspraak van de kantonrechter onderstreept dat het plaatsen van waarschuwingsborden een eventuele gebrekkigheid van de weginrichting kan opheffen. Daarbij is van belang dat de waarschuwingsborden op een zodanige locatie worden geplaatst dat de weggebruiker op de situatie waarvoor wordt gewaarschuwd, kan anticiperen. In dat verband zullen de situering en de waarneembaarheid van het bord van belang zijn. Bij de beoordeling van deze omstandigheden kunnen de richtlijnen die zijn opgesteld door het Centrum voor Regelgeving en onderzoek in de Grond en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) als een van de mee te nemen gezichtspunten een rol spelen. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarin de plaatsing van een verkeersbord op een afstand van 4,6 meter van de kruising, waar de CROW voor de specifieke weg een afstand van 30 tot 75 meter voorschrijft, niet maakt dat de verkeerssituatie er veiliger op is geworden. Uit het in dit artikel centraal staande vonnis van de rechtbank Noord-Nederland kan niet worden afgeleid of de plaatsing van de verkeersborden door de rechtbank aan de CROW-richtlijnen is getoetst. De borden bevinden zich op een afstand van 16,80 meter van het kruisingsvlak en zijn in ieder geval op een afstand van 230 meter goed waarneembaar. Daarmee werd volgens de kantonrechter voldoende gelegenheid geboden om te anticiperen op het gevaar waarvoor de borden waarschuwen.
Dekt het bord de lading?
Niet alleen is de plaatsing en de zichtbaarheid van het verkeersbord van belang, ook dient het bord voldoende voor het specifieke gevaar te waarschuwen. In andere woorden; de waarschuwing dient de lading te dekken. Zo oordeelde het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat het bord ‘verkeerssituatie gewijzigd’ een weggebruiker niet attendeert op door de gemeente op de weg aangebrachte biggenruggen (gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 februari 2003, VR 2003/156). Voor wie niet eerder ter plaatse is geweest, is een dergelijk waarschuwingsbord immers nietszeggend. In de zaak die voorlag aan de rechtbank Noord-Nederland had de wegbeheerder twee verschillende waarschuwingsborden geplaatst; namelijk voor slipgevaar en voor opspattend grind. In de kern komen deze twee borden op dezelfde feitelijke situatie neer; er ligt namelijk losliggend split dan wel grind op de weg dat kan opspatten, maar er ook toe kan leiden dat de weggebruiker in een slip raakt. Volgens de Hoge Raad waarschuwt de plaatsing van enkel een waarschuwingsbord voor opspattend grind echter onvoldoende voor het bijkomstige slipgevaar. Dit komt doordat volgens de Hoge Raad niet valt in te zien dat de bestuurder van een auto bij het zien van een bord dat voor opspattende stenen waarschuwt, terstond dient te beseffen dat hij ook voor slipgevaar wordt gewaarschuwd. De rechtbank Utrecht overwoog in 2010 echter dat de soep wat haar betreft niet zo heet wordt gegeten. De plaatsing van het enkele waarschuwingsbord ‘opspattend grind’ kan onder omstandigheden namelijk wel de gebrekkigheid van een slipgevaarlijke weginrichting opheffen. Daartoe overweegt de rechtbank Utrecht dat als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen dat een motorrijder kwetsbaarder is voor losliggend grind dan een auto. Wanneer een motorrijder wordt gewaarschuwd voor opspattend grind, dat los over het wegdek ligt verspreid, kan volgens de rechtbank ook als feit van algemene bekendheid worden aangenomen dat daar voor de motorrijder onlosmakelijk een (verhoogd) risico op slipgevaar, vooral in een bocht, aan is verbonden. Nu de wegbeheerder de motorrijder met het waarschuwingsbord ‘opspattend grind’ voldoende heeft gewaarschuwd, kleeft er volgens de rechtbank Utrecht geen gebrek aan de weginrichting.
Eigen verantwoordelijkheid
De uitspraak van de rechtbank Utrecht illustreert dat aan de weggebruiker, en met name de kwetsbare weggebruiker zoals een motorrijder, een grote eigen verantwoordelijkheid toekomt. Deze eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker wordt steeds zwaarder gewogen (GS Onrechtmatige daad, art. 6:174 BW, aant. 11.5.5.3.). Van weggebruikers mag worden verwacht dat zij ook zelf oplettend zijn, zich aan de ter plaatse geldende regels houden en zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid als weggebruiker voor de veiligheid op de weg. Zo mag een (brom)fietser die gebruikmaakt van een fietspad in een boomrijke omgeving volgens de Hoge Raad geen volledig egaal fietspad verwachten en zal hij tijdens het rijden rekening moeten houden met mogelijke oneffenheden van het wegdek. Eerder overwoog het gerechtshof Leeuwarden ook al dat weggebruikers, zeker als zij kwetsbaar zijn, hetgeen zich voordoet wanneer iemand op een racefiets gebruikmaakt van de openbare weg, rekening moeten houden met mogelijke verdiepingen in het wegdek. Deze kwetsbaarheid maakt niet enkel dat een belang toekomt aan de eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker, maar brengt gelet op de uitspraak van de rechtbank Utrecht bovendien ook met zich mee dat onder omstandigheden kan worden volstaan met een meer algemene waarschuwing. Een motorrijder zal bij het zien van een bord dat waarschuwt voor opspattend grind zich ook moeten realiseren dat aan de feitelijke situatie waarvoor wordt gewaarschuwd voor hem of haar een onlosmakelijk risico op slipgevaar is verbonden. De hoedanigheid van de weggebruiker speelt dan ook een rol bij beantwoording van de vraag tegen welke gevaren de wegbeheerder behoeft te waarschuwen. Niet alleen de kwetsbaarheid, maar ook de mogelijke professionaliteit van de weggebruiker is daarbij een belangrijk mee te wegen aspect. Zo wordt algemeen aangenomen dat een professionele weggebruiker een grotere eigen verantwoordelijkheid heeft. Meest in het oog springend zijn daarbij de zaken waar een vrachtwagenchauffeur over een – voor de vrachtwagen – te smalle weg rijdt en er vervolgens schade aan de vrachtwagen ontstaat. Voor dergelijke specifieke risico’s, die bovendien bekend behoren te zijn bij de professionele weggebruiker, behoeft een wegbeheerder niet te waarschuwen. Dat aan een beroepschauffeur hogere eisen worden gesteld, volgt niet alleen uit de civielrechtelijke maar ook uit de strafrechtelijke rechtspraak. Zo heeft de rechtbank Gelderland een vrachtwagenchauffeur veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop. Daarbij neemt de rechtbank in haar overwegingen mee dat op de vrachtwagenchauffeur als professioneel weggebruiker een bijzondere zorgplicht rust. Deze zorgplicht, ook wel ‘garantenstellung’, maakt dat er een grotere verantwoordelijkheid op de professionele weggebruiker rust. In de zaak die voorlag aan de rechtbank Noord-Nederland werd door de gemeente Leeuwarden dan ook terecht gewezen op de professionele hoedanigheid van de bestuurder van de beschadigde motor. Een motoragent geniet namelijk in het kader van de politieopleiding een op het rijbewijs aanvullende motoropleiding. Van een dergelijk professioneel geschoolde weggebruiker mag dan ook een grotere eigen verantwoordelijkheid worden verwacht. Dat de hogere eisen die aan een beroepschauffeur mogen worden gesteld, een rol hebben gespeeld bij de afwijzing van de vordering van de politie, volgt echter niet uit het vonnis van de kantonrechter. Dat is verklaarbaar nu de gemeente Leeuwarden op een zodanige wijze voor het slipgevaar heeft gewaarschuwd dat iedere weggebruiker bij voldoende oplettendheid tijdig had kunnen anticiperen op de slipgevaarlijke situatie.
Snelheid
Wanneer een weggebruiker het rijgedrag tijdig wil aanpassen op het mogelijke gevaar, zal de snelheid waarmee wordt gereden een rol spelen. De politie verwijt de gemeente in de in dit artikel centraal staande zaak dat de plaatsing van een bord met een adviessnelheid achterwege werd gelaten. De kantonrechter overweegt echter dat met de geplaatste borden voldoende voor het gevaar werd gewaarschuwd. Dit is in lijn met een recente beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. Naar het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant geven de door de borden waarmee wordt gewaarschuwd voor slipgevaar en opspattende stenen al voldoende waarschuwing dat de snelheid gematigd moet worden. Er is dan ook volgens de rechtbank sprake van impliciete waarschuwing tot het verlagen van de rijsnelheid. Wederom wordt de eigen verantwoordelijkheid van de gewaarschuwde weggebruiker onderstreept.

Conclusie

Een waarschuwingsbord kan onder omstandigheden de eventuele gebrekkigheid van de weginrichting opheffen. De situering, zichtbaarheid en strekking van het verkeersbord spelen daarbij een belangrijke rol. Maar ook de eigen verantwoordelijkheid van de (kwetsbare) weggebruiker mag niet weggedacht worden. Juist wanneer wordt gewaarschuwd voor een mogelijk gevaar komt aan deze verantwoordelijkheid grote betekenis toe. Een gewaarschuwd weggebruiker telt dan ook voor twee.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief