Nieuws

De Wet franchise; wat weten we tot nu toe? (1/2)

Gepubliceerd op 28 mrt. 2023

Onze mensen

I Stock 1396297623
Vanaf 1 januari 2023 is de wet Franchise volledig in werking getreden. In de rechtspraak zagen we verwijzingen naar de wet af en toe voorbij komen. De meest interessante uitspraken en gezichtspunten zetten we in deze blog en een volgende blog voor u op een rij.

Stand-still periode

In een eerdere (blog) spraken wij al over de stand-still periode in het kader van een geschil tussen Domino’s en een van haar franchisenemers. De kernvraag in dit geschil was of Domino’s na ommekomst van de stand-still periode haar aanbod in kon trekken. Onder verwijzing naar de toelichting bij de Wet franchise, overweegt de rechter dat er met het verstrekken van een PID een aanbod wordt gedaan én dat de franchisegever haar aanbod gedurende deze termijn gestand moet doen nu de kandidaat-franchisenemer aan zet is. De mededeling in het PID dat de verstrekking geen verplichting met zich brengt tot het sluiten van een franchiseovereenkomst, mocht haar niet baten. De daaropvolgende ondertekening van het PID zou volgens de rechter eerder uitgelegd moeten worden als een ‘bevestiging van ontvangst’ dan als een akkoord. In onze optiek zou een contractuele regeling op dit punt aan een franchisegever soelaas kunnen bieden, mits zij hierin duidelijk afspreekt dat zij (ook) na ommekomst van de bedenktijd haar aanbod in kan trekken, althans onderhandelingen kan afbreken. Of een dergelijke bepaling altijd standhoudt, zal – zoals bij iedere contractuele afspraak – afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Bijvoorbeeld de reden voor het afbreken van de onderhandelingen.

Goed franchisegeverschap & goed franchisenemerschap

In de Wet franchise is vastgelegd dat franchisegever en franchisenemer zich “jegens elkaar dienen te gedragen als een goed franchisegever en een goed franchisenemer”. Het artikel is geldend recht sinds 1 januari 2021. Sindsdien is het artikel al een aantal keren met succes ingeroepen door franchisenemers.
Invulling algemene zorgplicht
Het artikel behelst een algemene zorgplicht en daarmee een open norm. Dit roept de vraag of wat van partijen concreet wordt vereist. De rechtbank Amsterdam gaf antwoord op deze vraag in een geschil tussen Hunkemöller en een aantal van haar franchisenemers: “Wat daarbij van beide partijen wordt geëist, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder het type franchiseformule, de branche waarin partijen actief zijn, de grootte van de franchiseketen, de periode gedurende welke de franchisegever respectievelijk de franchisenemer al optreedt in de hoedanigheid van franchisegever respectievelijk franchisenemer (starter versus ervaren partij) en de grootte van de franchisenemer in termen van onder meer het aantal door hem gedreven franchiseondernemingen binnen dezelfde franchiseformule en de omvang van de franchiseonderneming(en). Voorts hangt het af van maatschappelijke ontwikkelingen. Er moet dus niet alleen naar het gedrag worden gekeken, maar ook naar de situatie waarin zich dit gedrag voordoet en de maatschappelijke context“. De uitspraak geeft een aantal nuttige gezichtspunten, zoals bijvoorbeeld of sprake is van een grote(re), ervaren partij (doorgaans de franchisegever) versus een kleine(re), onervaren partij (doorgaans de franchisenemer). In algemene zin zal aangenomen kunnen worden dat de zorgplicht omvangrijker is naar mate dit verschil groter is. Voornoemde gezichtspunten zullen naar verwachting met het verstrijken van de tijd nog nader door rechtspraak ingevuld worden.
Tekortkoming door een andere partij
De vraag of sprake was van ‘goed franchisegeverschap’ speelde ook binnen de franchiseformule van Yarden. De franchisenemers van Yarden meenden van niet en voerden daartoe aan dat Yarden Franchise haar verplichtingen uit de wet en de franchiseovereenkomst schond door de formule van Yarden steeds verder uit te hollen. Yarden was bovendien tot het besluit gekomen om te stoppen met het franchisesysteem voor de afzet van haar diensten en is overgenomen door Dela. Nieuwe aanvragen voor uitvaarten zouden door Yarden Uitvaartzorg (een aan Yarden Franchise gelieerde onderneming) naar Dela worden verwezen en ten onrechte niet naar de franchisenemers. Yarden Franchise stelt zich onder meer op het standpunt dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van Yarden Uitvaartzorg. De rechter stelt vast dat aan Yarden Uitvaartzorg een verwijt kan worden gemaakt. Zij gaat nog een stap verder doordat zij meent dat Yarden Franchise op haar beurt – op grond van goed franchisegeverschap – aangesproken kan worden op de uitvoering van afspraken door Yarden Uitvaartzorg. Yarden Franchise kan zich dus niet verschuilen achter (tekortkomingen door) haar groepsmaatschappijen. Wij menen dat dit een alleszins logische en redelijke uitkomst is, temeer nu partijen aan elkaar zijn gelieerd en daarmee niet volledig los van elkaar kunnen worden gezien.

Conclusies en lessen voor de praktijk

  • Regel contractueel of, en zo ja, onder welke voorwaarden, een mogelijkheid bestaat om na de stand-still periode de onderhandelingen af te breken.
  • De rechten en verplichtingen van partijen worden nader ingekleurd door het ‘goed franchisegever en goed franchisenemerschap’. Wat precies van partijen wordt verlangd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief