Nieuws
Beroepsgeheim doorbreken in verband met zwaarwegend belang
Gepubliceerd op 16 mei 2024
Onze mensen
Op 19 maart jl. wees het Hof ’s-Hertogenbosch een arrest in een incident. Dit incident had betrekking op het verschoningsrecht van een huisarts. Deze huisarts was verzocht als getuige op te treden in een geschil over een nalatenschap, waarbij de vraag was gerezen of de overleden moeder van partijen in een bepaalde periode aan een geestelijke stoornis leed. De huisarts had vervolgens aangekondigd zich te zullen beroepen op haar verschoningsrecht, stellende dat zij niks kon verklaren over de wilsbekwaamheid van de overledene ten aanzien van het doen van bankzaken en stellende dat er geen zwaarwegend belang was dat een doorbreking van het beroepsgeheim rechtvaardigde.
Het verschoningsrecht
Van het hof werd vervolgens verlangd een uitspraak te doen over het verschoningsrecht en het al dan niet moeten komen getuigen van de huisarts.
Het hof overwoog daartoe onder verwijzing naar artikel 7:457, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), en artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) dat op de huisarts – kort gezegd – een geheimhoudingsplicht rust.
Het hof overwoog voorts dat een huisarts zich daarom in beginsel op een verschoningsrecht kan beroepen. Het verschoningsrecht is echter niet absoluut. Zo laat artikel 7:458a, lid 1, aanhef en onder c, BW de mogelijkheid open dat een beroep op verschoning kan worden gepasseerd vanwege een zwaarwegend belang. Verder is het verschoningsrecht beperkt tot inlichtingen over de patiënt, inlichtingen uit patiëntendossiers of tot datgene waarvan de getuige het vertrouwelijk karakter heeft moeten begrijpen. Niet alle feitelijkheden vallen onder deze geheimhoudingsplicht en niet uit te sluiten valt dat een getuige een verklaring kan afleggen over relevante feiten waarvan zij in redelijkheid het vertrouwelijk karakter niet hoefde te begrijpen. Of dat laatste geval zich voordoet, zal vraag voor vraag beantwoord moeten worden, wat slechts kan na verschijning van de getuige ter zitting.
Dit bracht het hof tot de beslissing dat het door de getuige gemaakte bezwaar er niet toe kan leiden dat van haar verschijning ter zitting, waartoe zij na oproep verplicht is kan worden afgezien.
Recht op inzage in medisch dossier
Een andere interessante uitspraak in dit kader is het door de rechtbank Noord-Holland op 11 april jl. gewezen vonnis in kort geding. Het aan de voorzieningenrechter voorgelegde geschil ging over de vraag of de broer van een overledene recht had op inzage in het medisch dossier van die overleden broer. De nog levende broer stelde dat hij dit recht had omdat hij (als enig levend familielid) was onterfd, en er omstandigheden waren waaruit moest volgen dat de overleden broer bij het onterven niet langer wilsbekwaam was. Dit hij wilde aantonen in een bodemprocedure.
Conclusies van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter stelde bij de beoordeling voorop dat gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt onder het medisch beroepsgeheim van de hulpverlener vallen. Bij wijze van uitzondering kan inzage in of een afschrift van gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt worden verstrekt aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang door de weigering van afgifte mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang (artikel 7:458a, lid 1, onder c, BW). De wens tot inroeping van de nietigheid van een testament wegens wilsonbekwaamheid kan een zwaarwegend belang vormen, maar een recht tot inzage om dat belang te dienen ontstaat alleen indien er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat ten tijde van het testeren van wilsonbekwaamheid sprake kan zijn geweest en aannemelijk is dat inzage van het dossier noodzakelijk is om dat te kunnen aantonen.
Vervolgens oordeelde de voorzieningenrechter dat het in dit geval ontbrak aan voldoende concrete aanwijzingen voor het vermoeden dat de overleden broer wilsonbekwaam was ten tijde van het opmaken van het testamant. De voorzieningenrechter somde een aantal omstandigheden op die hij van gewicht achtte voor dat oordeel. Ook van belang was dat dat in het testament nadrukkelijk is vermeld met welk doel de overleden broer het heeft willen opstellen, namelijk dat hij niet wilde dat zijn enige broer van hem zou erven. In het testament is vervolgens bepaald dat de broer van erfopvolging in de nalatenschap wordt uitgesloten. Verder vond de voorzieningenrechter het relevant dat de notaris op vragen van de nog levende broer over de totstandkoming van het testament heeft verklaard dat hij geen aanleiding zag om het stappenplan wilsonbekwaamheid te volgen, dat hij de broer op verschillende momenten had gesproken, zowel tijdens fysieke ontmoetingen als via de telefoon, en dat hij steeds duidelijk, helder en stellig was in zijn bewoordingen ten aanzien van zijn wensen voor het testament. Volgens de notaris is ook geen sprake geweest van beïnvloeding door derden; er zijn geen derden betrokken geweest bij het opstellen van het testament.
Tot slot merkte de voorzieningenrechter op dat van de nog levende broer had mogen worden verwacht dat deze zich had verstaan met de buren (of anderen) die in de maanden voor het overlijden van zijn broer zicht hadden op zijn doen en laten. De omstandigheid dat van pogingen daartoe niet is gebleken brengt mee dat vooralsnog niet kan worden gezegd dat andere mogelijkheden om te komen met concrete aanwijzingen niet beschikbaar zijn.
Kort en goed, werd de vordering van de nog levende broer om inzage in het medisch dossier te verkrijgen afgewezen.
Wilt u meer weten over het beroepsgeheim en doorbreking daarvan in verband met zwaarwegende belangen? Neem dan contact op met ons Gezondheidsrecht-team. Hun contactgegevens vindt u onderaan dit artikel.
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.