Onteigenen nieuwe stijl: de schadeloosstelling

De Omgevingswet is in aantocht. De ingangsdatum is vooralsnog 1 juli 2022. Deze wet verandert de onteigeningsprocedure ingrijpend. Onderdeel van de onteigeningsprocedure is de schadeloosstellingsprocedure. In deze bijdrage gaan wij in op de schadeloosstelling in het nieuwe systeem. Eerder schreven wij:

  • een introductie over de onteigeningsbeschikking en de bekrachtigingsprocedure in dit artikel;
  • een nadere beschouwing van de bekrachtigingsprocedure in dit artikel; en
  • een (kritische) beschouwing van de onteigeningsakte in dit artikel.

Dit is de vierde bijdrage in deze reeks bijdragen waarin wij u op de hoogte stellen van veranderingen in het onteigeningsrecht.

Wat is schadeloosstelling?

De Omgevingswet bepaalt dat een schadeloosstelling een volledige vergoeding moet vormen voor alle schade die onteigenden lijden, als die schade het rechtstreekse en noodzakelijke gevolg is van de eigendomsontneming. De Omgevingswet regelt expliciet dat de onteigende recht heeft op een schadeloosstelling.[1] Kort gezegd heeft een onteigende recht op een geldbedrag en de onteigenaar moet dat geldbedrag betalen. Vaak is dat de rijksoverheid, een provincie, een gemeente of ProRail.

De civiele rechter stelt in het nieuwe systeem alleen de schadeloosstelling vast. In het oude systeem ging de civiele rechter ook nog over het uitspreken van de onteigening zelf. In ons eerdere artikel lees je daar meer over.

Welke procedurele regels gelden?

Voor de schadeloosstellingsprocedure gelden een aantal procedurele regels uit de Omgevingswet. Daarnaast is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, tenzij de aard van de vaststelling van schadeloosstelling zich daartegen verzet. In het huidige, “oude” systeem, onder de Onteigeningswet, is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet integraal van toepassing verklaard. Dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering straks van toepassing is, kan meerdere procedurele gevolgen hebben voor de onteigeningsprocedure. Wij bespreken deze mogelijke consequenties in een volgend artikel.

Hoe verloopt de schadeloosstellingsprocedure?

De schadeloosstellingsprocedure kan worden gestart als de onteigeningsbeschikking bekend is gemaakt. Het is niet vereist dat de onteigeningsbeschikking onherroepelijk is. De onteigenaar moet het proces inleiden met het indienen van een verzoekschrift bij de (civiele) rechtbank. Om ervoor te zorgen dat de onteigende niet te lang op de schadeloosstelling hoeft te wachten, bepaalt de Omgevingswet dat de onteigenaar het proces moet inleiden binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van de onteigeningsbeschikking.[2]

Dat het proces wordt ingeleid met een verzoekschrift is een breuk met hoe het nu nog is geregeld. Onder de huidige Onteigeningswet moet de onteigenaar de onteigende namelijk dagvaarden. De gedachte hierachter is dat de verzoekschriftprocedure meer in de lijn is met de aard van de zaak. De wetgever zegt daarover: “Het gaat immers om een verzoek aan de rechter om de schadeloosstelling vast te stellen en niet om een geschil tussen partijen die tegenover elkaar staan.[3]

Nadat het verzoekschrift bij de rechtbank is aangekomen, kan de onteigende een verweerschrift indienen. Daarna volgt een eerste zitting, waar de rechter kijkt of een schikking mogelijk is. Dit is ook een wijziging ten opzichte van de Onteigeningswet. De eerste zitting onder de Onteigeningswet vindt normaal gesproken pas plaats op het moment dat deskundigen een advies hebben uitgebracht.

Als het bij de eerste zitting niet lukt een schikking te forceren dan benoemt de rechtbank een oneven aantal deskundigen. Deze deskundigen houden ter plaatse van het onteigende een onderzoek. Bij dit onderzoek leggen deskundigen de staat van het onteigende vast. Deze ‘plaatsopneming’ of ‘descente’ wordt gehouden in aanwezigheid van een rechter en een griffier.

De descente is een bekend fenomeen uit de oude onteigeningsprocedure, maar het nieuwe systeem brengt wel enkele wijzigingen met zich. In het oude systeem wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen een reguliere descente en een vervroegde descente. Als een onteigenaar de vervroegde descente gebruikt, dan verzoekt de onteigenaar de rechtbank deskundigen aan te wijzen, na de terinzagelegging van de onteigeningsstukken. De descente is dan al mogelijk vóór de dagvaarding. Deze vervroegde plaatsopneming komt als zelfstandige mogelijkheid in Omgevingswet niet terug. In plaats daarvan is het voor de onteigenaar mogelijk de schadeloosstellingsprocedure al te starten voordat de onteigeningsbeschikking onherroepelijk is. De schadeloosstellingsfase start dan dus voordat het eigendom is overgegaan. De onteigeningsbeschikking kan namelijk pas worden ingeschreven als deze onherroepelijk is en inschrijving zorgt voor eigendomsovergang. Zoals hiervoor beschreven is het ook mogelijk dat de onteigenaar met het verzoekschrift wacht tot de beschikking onherroepelijk is, maar zij hoeft dat niet te doen.

Wat ons betreft vindt de descente idealiter plaats vóór inschrijving van de onteigeningsbeschikking. De inschrijving zorgt immers voor eigendomsovergang en vóór eigendomsovergang kunnen deskundigen de originele staat van het onteigende beter opnemen.

Na de descente bepaalt de rechtbank zo snel mogelijk een voorlopige schadeloosstelling. De voorlopige schadeloosstelling is in beginsel gelijk aan het aanbod dat de onteigenaar in het verzoekschrift vermeldt. Rechters kunnen hier wel van afwijken. De vaststelling van de voorlopige schadeloosstelling (nieuw) is anders geregeld dan de vaststelling van het voorschot (oud). In een volgend artikel komen wij hier op terug.

Aan deskundigen wordt na de plaatsopneming gevraagd een adviesrapport te schrijven. De huidige praktijk zal hier worden doorgezet, op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat betekent dat deskundigen eerst een conceptrapport naar partijen sturen en dat beide partijen op dit concept reageren. De deskundigen stellen vervolgens een definitief deskundigenbericht op en de rechtbank bepaalt wanneer het deskundigenbericht mondeling zal worden besproken. Na de mondelinge behandeling van het deskundigenrapport geeft de rechtbank een eindbeschikking. Hierin bepaalt de rechtbank de definitieve schadeloosstelling en wordt het voorschot verrekend.

Tot slot is van belang dat tegen de eindbeschikking van de rechtbank alleen beroep in cassatie mogelijk is. Als één van de partijen het niet eens is met de beslissing van de rechtbank, dan kan die partij dus alleen naar de Hoge Raad.

Conclusie

Een schadeloosstelling is een volledige vergoeding voor alle schade die een onteigende lijdt door de onteigening. De schadeloosstellingsprocedure start met een verzoekschrift, waarna een eerste zitting volgt. Daar zal de rechter proberen de partijen te laten schikken. Als dat niet lukt dan wijst de rechtbank deskundigen aan. Deze deskundigen komen ter plaats van het onteigende kijken en schrijven een conceptdeskundigenbericht. Op dat rapport kunnen partijen reageren. Een zitting volgt, waar het definitieve deskundigenrapport wordt besproken. Tot slot stelt de rechtbank de definitieve schadeloosstelling vast. Tegen deze vaststelling staat alleen beroep in cassatie open.

In volgende bijdragen gaan wij onder meer in op:

  • de proceskostenveroordeling;
  • de consequenties van de toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
  • de voorlopige schadeloosstelling.

Meer weten over het huidige onteigeningsrecht, het nieuwe onteigeningsrecht of de Omgevingswet? Neem contact op met onze onderstaande specialisten onteigeningsrecht en omgevingsrecht.

[1] Artikel 15.17 en Artikel 15.18 Omgevingswet.

[2] Artikel 11.12 Omgevingswet.

[3] Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 3, p. 122.