De WHOA en achterstallige pensioenpremies

WHOA achterstallige pensioenpremies

De Hoge Raad beantwoordt de vraag of de WHOA van toepassing is op achterstallige pensioenpremies

In haar uitspraak van 25 februari 2022 geeft de Hoge Raad het langverwachte antwoord op de prejudiciële vraag die in een lopende WHOA-procedure bij de rechtbank Amsterdam werd gesteld. De Hoge Raad bevestigt wat door velen al werd verwacht (en gevreesd): de WHOA is niet van toepassing op een vordering voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds en die vordering kan dus niet worden betrokken in een WHOA-akkoord. De Hoge Raad komt tot deze conclusie door vast te stellen dat bij deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, al dan niet op basis van een verplichtstelling, een pensioenovereenkomst geldt tussen een werknemer en een werkgever. Pensioen is een arbeidsvoorwaarde en als zodanig maakt de pensioenovereenkomst deel uit van de arbeidsverhouding tussen de werknemer en de werkgever. Dit maakt dat de rechten en verplichtingen van de werknemer en werkgever die over en weer voortvloeien uit de (verplichte) deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, moeten worden aangemerkt als rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst, waarmee zij buiten het bereik van de WHOA vallen.[1] Deze conclusie wordt volgens de Hoge Raad ondersteund in een op dit moment aanhangig wetsvoorstel, waarin wordt bepaald dat vorderingen tot betaling van pensioenpremie niet kunnen worden gewijzigd in het kader van een onderhands akkoord. De pensioenopbouw van werknemers komen dus niet in gevaar als gevolg van een dergelijk akkoord.

Gevolgen

Aangezien deze uitspraak van de Hoge Raad in lijn is met het advies van de  procureur-generaal, komt de uitspraak niet als een verrassing.  De uitspraak heeft echter wel verstrekkende gevolgen. Het komt regelmatig voor dat ondernemers die zich in zwaar weer bevinden, onder andere schulden hebben bij het pensioenfonds vanwege niet-betaalde pensioenpremies. Wanneer deze ondernemers een WHOA-akkoord willen aanbieden aan hun schuldeisers, zullen zij er rekening mee moeten houden dat zij niet slechts een percentage kunnen aanbieden aan het pensioenfonds, maar de schuld aan het pensioenfonds volledig zullen moeten voldoen. Het geld dat daaraan wordt besteed kan dan niet worden aangewend ten behoeve van de overige schuldeisers. Dat maakt de WHOA minder aantrekkelijk en roept de vraag op of de rechten van werknemers niet in een te vergaande mate worden beschermd. De herstructureringsmogelijkheden worden immers in vergaande mate belemmerd vanwege deze bescherming, zodat een faillissement mogelijk de enige resterende optie zal zijn.

Conclusie

Het antwoord van de Hoge Raad is duidelijk: vorderingen vanwege achterstallige pensioenpremies kunnen niet betrokken worden in een WHOA-akkoord. Dat wil echter nog niet zeggen dat niet met het pensioenfonds in gesprek kan worden gegaan om buiten het WHOA-akkoord te trachten om een regeling te treffen. Wij denken graag met u mee over oplossingen en alternatieven. Neem gerust contact met ons op.

[1] Art. 369 lid 4 Fw.

Interessante artikelen voor u

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?