Een thuiszorgorganisatie heeft de zorgovereenkomst met een inmiddels overleden cliënte opgezegd vanwege ontstane onenigheid tussen de zorgaanbieder en de zoon van cliënte over het plaatsen van een camera in de woning van cliënte. Met de opzegging heeft de zorgaanbieder gehandeld in strijd met de eigen algemene voorwaarden. Het hof oordeelt dat de zorgaanbieder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst door geen passend alternatief te bieden bij de beëindiging van de zorg. Toekenning schadevergoeding voor de door cliënte geleden kosten.
Een cliënte heeft een gemengde overeenkomst met een zorginstelling, bestaande uit een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst. Op basis van die overeenkomsten wordt aan de cliënt professionele hulpverlening met begeleid wonen verleend. De zorginstelling geeft cliënte meerdere waarschuwingen vanwege overlastmeldingen, onder meer wegens lachgasgebruik. Na drie waarschuwingen zegt de zorgorganisatie de overeenkomst op. Aan cliënte is vervolgens een tijdelijke plek elders aangeboden. Cliënte heeft dit aanbod geweigerd en de woning niet verlaten. De zorgorganisatie vordert ontruiming van de woning.
De kantonrechter oordeelt dat het begeleidingselement van de overeenkomst in onderhavige situatie overheerst en toetst daarom aan de regels die gelden bij beëindiging van een zorgovereenkomst. In deze situatie was sprake van een gewichtige reden om de huurovereenkomst met cliënte op te zeggen. De vordering tot ontruiming wordt echter afgewezen omdat de belangenafweging in het voordeel van huurder uitvalt.
Ook in deze zaak is sprake van de beëindiging van een gemengde overeenkomst door een zorgorganisatie. Cliënte ontvangt zorg en begeleiding en maakt gebruikt van een woning van de zorgorganisatie. De zorgorganisatie heeft de cliënte verschillende waarschuwingen gegeven vanwege onder meer verbale agressie en dreiging met fysiek geweld. Omdat cliënte na herhaalde waarschuwingen haar verantwoordelijkheden niet nakwam en wegens grensoverschrijdend gedrag van haar vader jegens medewerkers, heeft de zorgorganisatie de begeleidingsovereenkomst eenzijdig beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat de begeleidingsovereenkomst in redelijkheid niet eenzijdig had mogen worden beëindigd en dat daar nog uitvoering aan moet worden gegeven. Hetzelfde geldt voor het daarvan afhankelijke recht voor gebruik van de woning.
In deze zaak biedt de zorgaanbieder ambulante hulp en ondersteuning (zorgovereenkomst) met een woning (huurovereenkomst) aan een cliënte, op basis van een gemengde overeenkomst. De zorgaanbieder heeft de zorgovereenkomst opgezegd omdat cliënte daaraan onvoldoende medewerking zou verlenen. Daarom is volgens de zorgaanbieder ook de huurovereenkomst geëindigd en vordert zij ontruiming.
De zaak is aangehouden om te bezien of partijen alsnog overeenstemming over de invulling van de zorgovereenkomst konden krijgen. Dat is niet gelukt. Intussen is de zorgaanbieder failliet gegaan. Hoewel het zeer goed mogelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de zorgaanbieder de zorgovereenkomst op terechte gronden had ontbonden, zal de ontruiming toch niet worden toegewezen. Gelet op het faillissement en de daarmee gepaard gaande onzekerheden rond de toekomst van de zorg-/huurovereenkomst, is het niet gerechtvaardigd om op een beslissing vooruit te lopen met veroordeling tot ontruiming. Zo’n veroordeling zou immers onomkeerbare en voor cliënte en haar kinderen zeer verstrekkende gevolgen hebben.