Nieuws
Geen streep door vervroegde sluiting zorglocatie
Gepubliceerd op 17 jun 2025
Onze mensen

Een zorginstelling besluit tot vervroegde sluiting van een van haar zorglocaties. De Verwantenraad van de instelling verzet zich hiertegen en vordert in kort geding schorsing van dit besluit. Ook verlangt deze medezeggenschapsraad dat de zorgverlening langer wordt voortgezet en de zorgplicht tegenover de cliënten passend wordt ingevuld. De uitspraak pakt anders uit: de instelling heeft in redelijkheid tot haar besluit kunnen komen en niet onrechtmatig tegenover de Verwantenraad gehandeld.
Achtergrond
Deze zaak draait om een zorglocatie in een oude pastorie en oud schoollokaal. Op de locatie biedt de betreffende instelling (een combinatie van) verschillende vormen van hulp en ondersteuning aan kinderen en jongeren met een verstandelijke en/of meervoudige beperking, met en zonder verblijf. In 2023 deelt de instelling mee dat het pand niet langer voldoet; de fysieke belasting voor medewerkers is hoog en de indeling van het pand zorgt ervoor dat er onvoldoende zichtlijnen zijn. Hoewel nog geen geschikte locatie voor herhuisvesting wordt gevonden, laat de instelling weten de locatie op 31 maart 2025 te sluiten. Na advies van de ondernemingsraad en Verwantenraad besluit de instelling de sluitingsdatum te verplaatsen naar 1 september 2025, zodat er in de zomervakantie nog opvang zou kunnen plaatsvinden.
Nadien besluit de instelling tot afschaling van de ondersteuning op basis van capaciteit en kort daarna controleert de Veiligheidsregio de brandveiligheid van het pand. Uitkomst is dat de constateringen van toezicht niet hoeven te worden opgelost in verband met het -wij begrijpen, onder voorwaarden toegestane (zoals extra slaapdiensten)- tijdelijke gebruik van de locatie tot 19 mei 2025. Vervolgens besluit de instelling om de sluiting te vervroegen. Op 19 maart 2025 worden alle zorgovereenkomsten tegen 19 mei 2025 opgezegd. De instelling zegt daarbij toe zich in te spannen voor het vinden van alternatieven voor de cliënten.
De Verwantenraad van de instelling -een cliëntenraad in de zin van de Wmcz 2018- verzet zich tegen het besluit tot vervroegde sluiting en start een kort geding. Tevergeefs.
Uitspraak
Beëindiging zorgovereenkomsten
Volgens de voorzieningenrechter kan de Verwantenraad niet opkomen tegen de beëindiging van de zorgovereenkomsten. De Verwantenraad is immers geen partij bij deze overeenkomsten die tussen de instelling en (wettelijk vertegenwoordigers van) de cliënten zijn gesloten. Uit de Wmcz 2018 en de medezeggenschapsregeling van de instelling volgt dat de Verwantenraad als cliëntenraad de (specifieke) gemeenschappelijke belangen van de betrokken cliënten behartigt, niet hun individuele belangen.
Daarbij komt dat, om de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de zorgovereenkomsten, in het bijzonder van gehanteerde opzegtermijn van twee maanden, te kunnen beoordelen, per cliënt de individuele casuïstiek voorhanden moet zijn. Informatie daarover (en schriftelijke toestemming) ontbreekt. Zonder die informatie kan de voorzieningenrechter geen rekening houden met alle individuele omstandigheden van het geval. Dit kan niet in algemene zin worden beoordeeld.
Handelen in strijd met de Wmcz 2018 en de medezeggenschapsregeling
De voorzieningenrechter geeft de Verwantenraad gelijk dat de instelling ten aanzien van het nieuwe besluit om de sluitingsdatum te vervroegen naar 19 mei 2025 geen advies bij haar heeft ingewonnen. Dit had wel gemoeten, gelet op de ingrijpende aard en grote impact van het besluit op (de gezinnen van) de cliënten, zo nodig met een verkorte adviestermijn.
Toch leidt het passeren van het adviesrecht er niet toe dat het besluit zou moeten worden aangetast.
De voorzieningenrechter vindt het niet aannemelijk dat een bodemprocedure op vernietiging van het besluit zou uitkomen. Niet kan worden gezegd dat de instelling de medezeggenschap geheel heeft veronachtzaamd. Na 19 maart 2025 heeft de instelling meermaals met de Verwantenraad overleg gehad, waarbij de voortgang van de processen is besproken, argumenten zijn uitgewisseld en de Verwantenraad in de gelegenheid is geweest adviezen te geven en haar invloed uit te oefenen.
Ook na inhoudelijke afweging van de wederzijdse belangen vindt de voorzieningenrechter niet dat de instelling niet in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit tot vervroegde sluiting heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter vindt voldoende aannemelijk dat de instelling de benodigde zorg voor de betrokken cliënten na de beoogde sluitingsdatum niet langer kan bieden op de locatie. Dit komt door de complexe zorgvragen en -behoeften van de verschillende cliënten. Daarnaast is de inzet van medewerkers en hun expertise afhankelijk van welke cliënten op dat moment aanwezig zijn. Dit maakt dat bij het aanwezige personeelstekort niet eenvoudigweg personeel kan worden betrokken van andere locaties van de instelling of van de flexpool. Ook de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd en ervaren medewerkers met kennis van het pand is van belang. Tot slot is de eerder gegeven garantie dat de zorg tot 1 september 2025 zou worden verleend, niet leidend. Ook komt gewicht toe aan de latere ontwikkelingen, zoals -zo begrijpen wij- het ontstane personeelstekort en de controle van de Veiligheidsregio.
Overigens achtte de voorzieningenrechter zich ook ten aanzien van dit onderdeel bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Weliswaar had de instelling gewezen op de bevoegdheid van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) om kennis te nemen van geschillen over de uitvoering van de eigen interne medezeggenschapsregeling en (art. 14 van) de Wmcz 2018, evenwel is die bevoegdheid niet exclusief.
Invulling zorgplicht ten aanzien van het arrangeren van passende zorg
De Verwantenraad had ook gevorderd om de instelling te gebieden deugdelijke invulling te geven aan haar zorgplicht om passende zorg te arrangeren voor de cliënten die de Verwantenraad vertegenwoordigt. Deze vordering vindt de voorzieningenrechter te onbepaald om toe te wijzen. Bovendien gaat het om (de nakoming van) de zorgplicht van de instelling voor betrokken cliënten waarvoor de Verwantenraad in deze procedure niet kan opkomen en waarvoor ook onvoldoende feitelijke informatie voorhanden is. Ook gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de instelling zich zal houden aan haar toezegging om zich, ook na 19 mei 2025, tot het uiterste in te spannen om op individuele basis, in overleg met de ouders/verzorgers, passende alternatieve zorgverlening te vinden.
Slot
Al met al kan volgens de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de instelling bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot haar besluit tot vervroegde sluiting heeft kunnen komen en tegenover de Verwantenraad onrechtmatig heeft gehandeld.
Onze mensen
Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?


Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.