Nieuws

De Wet franchise; wat weten we tot nu toe? (2/2)

Gepubliceerd op 5 apr. 2023

Onze mensen

I Stock 1396297623

In onze vorige blog gingen we in op een aantal gepubliceerde uitspraken met betrekking tot de Wet franchise. In deze blog staan we stil bij rechtspraak over het onderwerp ‘goodwill’ en de vereisten ten aanzien van ‘knowhow’ in het kader van een concurrentiebeding.

Goodwill & goed franchisegeverschap

DNZB: de vaststelling van goodwill

DNZB (de Nederlandse zorg bemiddelaar) en één van haar franchisenemers kwamen niet tot overeenstemming over de voorwaarden van een nieuwe franchiseovereenkomst, noch over een goodwillregeling. Hierdoor eindigde de franchiserelaties. De onderneming (inclusief klanten en relaties) van de franchisenemer werd overgenomen door onderneming die aan DNZB was gelieerd. Tussen partijen bestonden geen afspraken over deze situatie. De franchisenemer stond hierdoor met lege handen en wendde zich tot de rechter om alsnog een vergoeding te verkrijgen.

De rechter stelt vast dat partijen (nog) geen afspraken hadden gemaakt over een goodwillvergoeding. Deze verplichting bestond op grond van de wet ook nog niet. Tóch handelde de franchisegever in strijd met ‘goed franchisegeverschap'. Zij heeft immers bewerkstelligd, althans toegestaan, dat een aan haar gelieerde onderneming, de onderneming van franchisenemer heeft voortgezet zonder dat hiervoor een goodwillvergoeding is betaald. Dat de goodwillregeling nog niet in werking was getreden, doet hier niet aan af. De rechter weegt in haar oordeel mee dat uit de gevoerde gesprekken duidelijk was gebleken dat de franchisegever zelfs al in 2019, vooruitlopend op de Wet franchise, een goodwillregeling wilde introduceren (en zelfs een specifieke methodiek had voorgesteld). Daarmee stond vast dat het klantenbestand (volgens franchisegever) een bepaalde waarde vertegenwoordigde. De rechtbank concludeert dat DNZB tekort is geschoten. Daarmee is zij gehouden tot betaling van schadevergoeding.

De rechtbank wijst ten behoeve van de schadevaststelling een deskundige aan die zich mag buigen over een aantal vragen. Eén van de vragen houdt in welke goodwillwaarde kan worden toegekend aan de relaties ervan uitgaande (i) dat de contractuele relaties met hen zijn voortgezet en (ii) de franchisenemer is gebonden aan het non-concurrentiebeding en relatiebeding. Voorts wordt de deskundige om een oordeel verzocht over de vraag in hoeverre de goodwillwaarde toerekenbaar is aan de franchisegever, dan wel veeleer het gevolg is van de inspanningen van de franchisenemer. De rechter volgt vervolgens de deskundige in het door haar berekende bedrag van € 614.171.

Hoewel op zichzelf begrijpelijk is dat de goodwillwaarde wordt gekoppeld aan het toekomstige voordeel, volgt niet uit de wet dat de goodwill zodanig berekend moet worden. Partijen zijn vrij in de bepaling van de methodiek en mogen bijvoorbeeld ook de historie hierin betrekken. Evenmin volgt uit de wet dat de gebondenheid aan een relatiebeding of concurrentiebeding in de vaststelling dan wel berekening betrokken moet worden. De rechter maakt hier nu een duidelijke keuze. Partijen kunnen dit voorkomen door hier vooraf onderling afspraken over te maken.

Hunkemöller: verplichting tot dooronderhandelen

Begin 2017 kondigde Hunkemöller aan uiterlijk over vijf jaar te zullen stoppen met franchise. Nadien volgen voorstellen voor een aanpassing van de franchiseovereenkomst. Partijen komen hierover niet tot overeenstemming. De franchisenemer in kwestie stelt dat Hunkemöller zich niet gedroeg als een goed franchisegever. Zij baseert dit op:

  • de onwil van Hunkemöller om niet door te willen onderhandelen over een goodwillvergoeding bij einde overeenkomst;
  • het feit dat Hunkemöller bij de gesprekken over de verkoop van de vestigingen geen marktconform aanbod zou hebben gedaan.

De rechter overweegt dat Hunkemöller bij de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst een goodwillregeling hadden moeten betrekken. Dit gold temeer nu al vaststond dat de franchisenemers hun vestiging niet konden voortzetten of aan een derde konden overdragen. De franchise zou immers stoppen. De eventueel door franchisenemers opgebouwde goodwill kon daarmee niet meer te gelde worden gemaakt. Hunkemöller had de mogelijkheid van vergoeding van goodwill niet uit mogen sluiten bij de onderhandelingen. De slotsom is dat Hunkemöller wordt veroordeeld tot het hervatten van de onderhandelingen over een nieuw te sluiten franchiseovereenkomst.

Conclusie

Beide uitspraak laten zien dat de eisen ten aanzien van het goed franchisegeverschap/ franchisenemerschap doorwerken in de gehele contractuele relatie en een nadere invulling kunnen geven aan rechten en verplichtingen, zelfs indien deze (nog) niet expliciet uit wet of contract voortvloeien.

De franchisenemers in beide kwesties komen hier dus goed mee weg. Tegelijkertijd is er ook een keerzijde; een franchisenemer mag niet zonder meer een goodwillregeling, die voldoet aan de eisen, afwijzen. En zo zijn er uiteraard nog meer verplichtingen denkbaar die voortvloeien uit het goed franchisenemerschap.

Wanneer is sprake van (beschermenswaardige) knowhow?

Wil een non-concurrentiebeding geldig zijn op grond van de Wet franchise dan dient sprake te zijn van beschermenswaardige knowhow. Dit vereist dat de knowhow geheim, wezenlijk en geïdentificeerd te zijn.

Maar hoe ver gaan deze eisen? Wordt aan deze eisen voldaan als een deel van de informatie openbaar is dan wel algemeen van aard? Het antwoord is: ja, ook dan kan onder omstandigheden voldaan zijn aan het criterium zo oordeelde de rechter in een geschil tussen Multicopy en een franchisenemer over de rechtsgeldigheid van een concurrentiebeding.

De rechtbank oordeelt dat de ter beschikking gestelde informatie in samenhang moet worden bezien. Hoewel de informatie die Multicopy ter beschikking had gesteld deels algemeen van aard is, bevat de informatie een uitgewerkt en gespecialiseerd winkelconcept voor een grafisch dienstverlenend bedrijf. Bovendien is niet alle informatie openbaar. De rechter overweegt voorts: “Het feit dat een zelfstandige ondernemer in de branche ook langs andere weg aan afzonderlijke onderdelen van de verstrekte informatie kan komen, maakt niet dat het geheel van de door Multicopy verstrekte informatie niet kan worden aangemerkt als geheim en wezenlijk. 

Hoewel de Wet franchise ten aanzien van het post-contractuele concurrentiebeding strikt genomen nog niet van toepassing was, achten wij de uitkomst juist. Het begrip knowhow zou niet te eng uitgelegd mogen worden. Het is immers de bundeling van informatie door de franchisegever ter zake een door haar bedacht en ontwikkeld concept (met bijbehorende commerciële strategieën, verkooptechnieken, inrichting van bedrijfsprocessen, training en opleiding etc.) dat voor een franchisenemer wezenlijke informatie bevat. Door deze informatie, de knowhow, ter beschikking te stellen hoeft een franchisenemer niet zelf het wiel uit te vinden. Daarmee is de informatie dan ook doorgaans wezenlijk.

Conclusies en lessen voor de praktijk

  • Een aanspraak op goodwill kan onder omstandigheden bestaan, ondanks dat een contractuele regeling hieromtrent (nog) ontbreekt.
  • Voorkom onduidelijkheid en onzekerheid en maak afspraken omtrent de vaststelling en toerekening van goodwill.
  • Het begrip ‘knowhow’ mag niet te beperkt worden uitgelegd als het gaat om de bescherming van knowhow na afloop van de franchiserelatie;

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief