Zorg minder voor zorg!

Éen zorg minder voor (financierbaarheid van) de zorg.

De Hoge Raad heeft vrijdag 17 november 2017 een impasse in zorgfinancieringsland in het voordeel van zorgfinanciers beslecht. De Hoge Raad heeft bepaald dat de DBC-regeling die voortvloeit uit de Wet marktordening gezondheidszorg, anders dan door het Hof werd aangenomen, geen invloed heeft op het ontstaan van een vordering van de zorgaanbieder ter zake van de door hem verleende zorg, maar met name het tarief en declaratiewijze van die zorg bepaalt. De grondslag van de vordering voor verleende zorg volgt uit de geneeskundige behandelovereenkomst. Medische behandelingen kunnen worden opgedeeld in meerdere deelprestaties en ter zake van die deelprestaties tussentijdse (loon-)vorderingen ontstaan (tenzij anders overeen gekomen tussen zorgaanbieder en patiënt), aldus de Hoge Raad. Dit betekent dat ter zake van vóór faillissement van de zorgaanbieder verrichte maar nog niet gefactureerde deelprestaties (“onderhanden werk”), vorderingen kunnen ontstaan die bij voorbaat verpand zouden kunnen worden (en dus financierbaar zijn). Ook indien de DBC ten tijde van faillissement van de zorgaanbieder dus nog niet was afgerond en nog niet was afgesloten. Éen zorg minder voor de (financierbaarheid van de) zorg!

Zie over deze casus in feitelijke instanties: https://www.holla.nl/nieuwsbericht/verpanding-dbc-vorderingen/ en voor het arrest van de Hoge Raad: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:2901&showbutton=true.