Werkgeversaansprakelijkheid na val

Werkgeversaansprakelijkheid

In dit artikel bespreekt Ineke Paul-van Velzen een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag over werkgeversaansprakelijkheid. Deze annotatie is ook gepubliceerd op www.ps-updates.nl. Klik hier voor de volledige tekst van de uitspraak.

Een werkneemster is op haar werk gevallen toen zij een plastic bak met bloemen van het bovenste plateau van een kar wilde pakken. De vraag die in dit deelgeschil voorligt is of de werkgever zijn zorgplicht op grond van art. 7:658 BW heeft geschonden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de taak tot het pakken van bloemen niet door de werkgever aan haar was opgedragen, dat zij dit wist en dat er juist andere collega’s op het werk aanwezig waren om deze bloembakken te pakken.

1. Feiten

De vrouw in kwestie was werkzaam in de functie van inpakker. Zij was door haar werkgever tewerkgesteld bij een bloemenbedrijf. Op enig moment diende zij boeketten samen te stellen, waarbij zij ter voorbereiding daarop een aantal karren met plastic bakken met bloemen heeft gepakt. Op die karren stonden drie rijen met bloembakken boven elkaar. De werkneemster is 1,56 meter lang en is op haar tenen gaan staan om een bak met bloemen van het bovenste plateau van een kar te kunnen pakken. Zij is daarbij ten val gekomen, waardoor haar arm uit de kom is geraakt. De vrouw is na het ongeval arbeidsongeschikt geraakt en ontvangt een Ziektewetuitkering van het UWV.

2. Standpunten van partijen

De werkneemster verzoekt onder andere een verklaring voor recht dat haar werkgever aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval. Zij legt aan haar verzoek ten grondslag dat haar werkgever tekort is geschoten in de zorgplicht als bedoeld in art. 7:658 BW door geen trap ter beschikking te stellen en door geen veiligheidsschoenen te verstrekken. In het vonnis van de rechtbank staat dat de werkgever gemotiveerd verweer heeft gevoerd, onder andere inhoudende dat de werkneemster niet de instructie heeft gekregen om de bakken van de karren te pakken. Op dit verweer ga ik onder punt 5 nader in.

3. Werkgeversaansprakelijkheid

Een werkgever is op grond van art. 7:658 BW verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede dat hij zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Doet hij dat niet, dan kan een werkgever aansprakelijk worden gehouden voor letsel dat een werknemer oploopt.

Bij de vaststelling van aansprakelijkheid ex art. 7:658 BW hoeft een werknemer de exacte toedracht van het arbeidsongeval niet te bewijzen (vergelijk o.a. Rb. Midden-Nederland 18 januari 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:995). De werknemer hoeft enkel te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van de werkzaamheden schade heeft opgelopen. Daarmee is in beginsel de aansprakelijkheid van de werkgever gegeven. De werkgever kan dan slechts nog aan aansprakelijkheid ontkomen als hij stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn zorgplicht is nagekomen, dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of dat er geen causaal verband bestaat tussen de eventueel geschonden zorgplicht en de schade van de werknemer. Deze constructie van de aansprakelijkheid brengt in het algemeen een ruime bescherming van de werknemer met zich mee.

Een werkgever dient aldus zorg te dragen voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd hangt af van de omstandigheden van het geval. Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht mag niet te snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en daardoor niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519 (Pelowski/Vernooy Transport & BTS). De bewijslast voor het voldoen aan de zorgplicht ligt bovendien bij de werkgever. Art. 7:658 BW beoogt evenwel geen absolute waarborg te scheppen tegen het gevaar van ongevallen, aldus vaste rechtspraak van de Hoge Raad (vergelijk. HR 24 juni 1995, NJ 1995, 137, m.nt. P.A.S.).

4. Het rechterlijk oordeel

Ter zitting heeft de inpakmedewerkster erkend dat er twee (mannelijke) werknemers waren die de bloembakken pakten en aan de inpakkers gaven zodra de bloemschikwerkzaamheden aan de lopende band waren gestart. Alleen aan het begin van de dag, voordat de werkzaamheden aan de lopende band kunnen beginnen, hielpen de inpakkers volgens de werkneemster met het klaarzetten van de bloemen. De kantonrechter oordeelt onder de gegeven omstandigheden dat de werkgever zijn zorgplicht niet heeft geschonden door geen trap ter beschikking te stellen om bij het bovenste plateau met bloembakken te kunnen. Het pakken van de bloemen behoorde niet tot de door werkgever aan haar opgedragen werkzaamheden. Onder de gegeven omstandigheden had van werkneemster mogen worden verwacht dat zij de twee mannelijke collega’s had gevraagd om de bloembak van het bovenste plateau te pakken wanneer zij zelf niet goed bij die bloembak kon, aldus de kantonrechter. Het was immers de taak van haar mannelijke collega’s om de bloembakken te pakken en werkneemster heeft erkend dat ze daarmee bekend was. De kantonrechter oordeelt dat het de eigen keuze van de werkneemster is geweest om te proberen een bloembak te pakken waar zij gezien haar lengte eigenlijk niet bij kon, terwijl de werkgever ervoor had zorggedragen dat er collega’s waren die zij kon vragen om die bak voor haar te pakken. Ter zitting is gebleken dat werkneemster schoenen droeg die aan de eisen voldeden en uit de feitelijke beschrijving van werkneemster blijkt bovendien dat zij haar evenwicht heeft verloren en daarbij ten val is gekomen. De val is dus niet veroorzaakt door gladheid van of vuil op de vloer. De kantonrechter wijst de verzoeken van werkneemster af.

 

5. Commentaar

Deze uitspraak bevestigt in beginsel het uitgangspunt dat art. 7:658 BW geen absolute waarborg schept tegen het gevaar van ongevallen. Ondanks dat vaststaat dat de werkneemster letsel heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden, neemt de kantonrechter immers geen aansprakelijkheid aan. De motivering, alsook de in deze uitspraak vastgestelde feiten zijn in mijn optiek echter te summier om aansprakelijkheid van de werkgever af te wijzen.

Dat feitelijk de ‘bal’ bij de werkgever ligt om aan te voeren dat deze aan zijn zorgplicht heeft voldaan, komt allereerst onvoldoende in de beoordeling door de kantonrechter naar voren. De kantonrechter gaat immers vooral in op de verwijten van de werkneemster en slechts beperkt op de inhoud en omvang van de zorgplicht van de werkgever. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de werkgever zijn zorgplicht niet heeft geschonden door geen trap ter beschikking te stellen, omdat het pakken van de bakken met bloemen niet tot de door werkgever aan de werkneemster opgedragen werkzaamheden behoorde. Dat iets niet tot de opgedragen werkzaamheden behoorde, betekent naar mijn mening echter niet dat de werkgever dan geen zorgplicht heeft. Wat de omvang en inhoud van de zorgplicht van de werkgever was, wordt door de kantonrechter niet nader geconcretiseerd. Zoals ik eerder aangaf, hangt het van de omstandigheden van het geval af welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd. Daarmee hangt het ook van de omstandigheden van het geval af op welke manier en hoe veelvuldig hij de werknemer moet instrueren en hoe intensief hij op de naleving dient toe te zien (HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8171 (Oost/Brands)). Dat er (veiligheids)instructies werden verstrekt en toezicht werd gehouden, blijkt in het geheel niet uit de uitspraak. Uit de uitspraak volgt immers louter dat de inpakster niet de instructie heeft gekregen de bakken van de karren te pakken, welke werk- of veiligheidsinstructies zij dan wél heeft gehad, is niet duidelijk.

De werkneemster was als inpakster verantwoordelijk voor het samenstellen van boeketten. Het pakken van de bakken met bloemen van de plastic karren houdt nauw verband met de haar opgedragen werkzaamheden. Het was voor de werkgever voorzienbaar dat de inpakmedewerkster de bakken van de karren zou pakken. Te betogen valt dat de werkgever de werkneemster dan ook had moeten instrueren dat zij de kratten niet mocht pakken en op de naleving van die instructie had dienen toe te zien. In de onderhavige situatie heeft de werkneemster bovendien aangevoerd dat de inpakmedewerkers aan het begin van de dag, voordat de werkzaamheden kunnen beginnen, helpen met het klaarzetten van de bakken met bloemen. Dit was dus kennelijk gebruikelijk. De werkgever heeft dit ook niet betwist. Het ongeval bij de dame in kwestie heeft bovendien juist ook in de vroege ochtend plaatsgevonden. De kantonrechter gaat hier naar mijn mening dus ten onrechte aan voorbij.

De kantonrechter baseert zijn oordeel verder ook op het feit dat het de eigen keuze van de werkneemster is geweest om te proberen een bloembak te pakken waar zij gezien haar lengte eigenlijk niet bij kon. Dit acht ik eveneens een opmerkelijke overweging, aangezien eigen schuld van een werknemer niet doorwerkt in art. 7:658 BW. Slechts bij opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer kan de werkgever aan aansprakelijkheid ontkomen. Van beide gevallen is in deze situatie geen sprake. Gelet op de (onweersproken) stelling van de inpakmedewerkster dat de inpakkers aan het begin van de dag meehelpen met het klaarzetten van de bloemen is het bovendien niet opmerkelijk dat zij dit gedrag vertoonde. In mijn ogen was het gedrag van de dame in kwestie voor de werkgever dan ook voorzienbaar en strekte de zorgplicht zich daarover uit.

Concluderend ben ik dan ook van mening dat de zorgplicht van de werkgever zich uitstrekt over de litigieuze werkzaamheden. Nu het er – op basis van de uit de uitspraak bekende feiten – op lijkt dat de werkgever geen (veiligheids)maatregelen heeft getroffen of instructies heeft verstrekt, kan dit mijns inziens wel degelijk een schending van de zorgplicht met zich meebrengen.

Vragen over letselschade? Neem contact op met Ineke Paul-van Velzen.

Interessante artikelen voor u

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?