Het geluid van het openen van een blikje beschermd door het merkenrecht?

Het geluid van het openen van een blikje beschermd door het merkenrecht? Daar plaatste het Gerecht van de Europese Unie een lipje voor…

Voor het eerst sinds de hervorming van het merkenrecht – waarbij naast het klassieke woord- of beeldmerk onder meer klankmerken zijn ingevoerd – oordeelde het Gerecht van de Europese Unie over een klankmerk.

Waar gaat het in deze zaak om?

Ardagh Metal Beverage Holdings GmbH & Co. KG heeft een aanvraag ingediend bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) tot inschrijving van een klankteken als Uniemerk. Het klankteken is een auditief teken dat doet denken aan het geluid dat wordt gemaakt bij het openen van een drankblikje, gevolgd door ongeveer één seconde stilte en vervolgens een tintelend, bruisend geluid van ongeveer negen seconden. Bescherming voor dit klankteken werd aangevraagd voor waren in Nice-klassen 6 (blikken [metalen houders]), 29 (Melkproducten), 30 (Koffie), 32 (bier) en 33 (alcoholhoudende dranken).

Het EUIPO heeft echter geweigerd om het het klankmerk te registreren vanwege het gebrek aan onderscheidend vermogen, een basisvereiste voor een merk. Ardagh Metal beverage Holdings is hiertegen in beroep gegaan.

Oordeel van het Gerecht

Het Gerecht verwerpt het beroep van Ardagh Metal Beverage Holdings en hiermee laat het Gerecht zich voor het eerst uit over de inschrijving van een in audioformaat gedeponeerd klankmerk.

Zo stelt het Gerecht dat de criteria voor de beoordeling van het onderscheidend vermogen van klankmerken niet verschillen van die welke gelden voor andere categorieën merken. Daarnaast moet een geluid dat als klankmerk beschermd wordt ook een zekere pregnantie hebben – en niet alleen functioneel en technisch zijn – zodat het publiek een verband kan leggen met de commerciële herkomst van het geluidsmerk.

Het geluid dat ontstaat bij de opening van een blikje wordt beschouwd als een louter technisch en functioneel element. Het openen van een blikje of flesje is namelijk onlosmakelijk verbonden met een bepaalde technische oplossing voor het hanteren van dranken met het oog op consumptie ervan, los van het feit of dergelijke waren al dan niet koolzuur bevatten.

Als een element door het relevante publiek wordt opgevat als een element dat een technische en functionele rol vervult, wordt het niet opgevat als een aanduiding van de commerciële herkomst van de betrokken waren.

Het Gerecht onderscheidt twee kenmerken in het klankmerk, namelijk de stilte die ongeveer een seconde duurt en het negen seconde durende bruisende geluid. Dergelijke nuances ten opzichte van de klassieke geluiden die dranken maken bij het openen zijn echter niet voldoende zijn om een aanduiding van de commerciële herkomst te geven.

Het Gerecht had echter wel kritiek op de redenering van de kamer van beroep, die had geoordeeld dat de pregnantie miste omdat het geluid “buitengewoon eenvoudig” en “banaal” was. De kamer van beroep heeft hier als criterium ter beoordeling van het onderscheidend vermogen van het betrokken klankmerk het criterium toegepast dat in de rechtspraak is ontwikkeld met betrekking tot driedimensionale merken die bestaan in de verschijningsvorm van de waar zelf of van de verpakking ervan. Dit was naar oordeel van het Gerecht echter niet correct met betrekking tot een klankmerk.

Een woord-, beeld- of klankmerk kan heel goed bestaan ​​uit een teken dat onafhankelijk is van het uiterlijk of de vorm van de door het merk aangeduide waren. Het Gerecht oordeelde dan ook dat de jurisprudentie voor driedimensionale merken bestaande uit het uiterlijk van de waren zelf of hun verpakking in beginsel niet kan worden toegepast op klankmerken.

Het Gerecht heeft ook kritiek geuit op een ander punt in de redenering van de kamer van beroep. De kamer van beroep stelde dat indien het geluid pas wordt gehoord bij consumptie van het betreffende product en dus pas nadat het is gekocht, het voor het relevante publiek niet kan dienen als leidraad bij zijn aankoopbeslissing. Het Gerecht was het daar niet mee eens, de meeste waren zijn immers op zichzelf stil en maken slechts geluid wanneer zij worden geconsumeerd. Het enkele feit dat een geluid pas bij de consumptie van een waar kan weerklinken, betekent niet dat het gebruik van klanken om de commerciële herkomst van een waar op een bepaalde markt aan te duiden nog ongebruikelijk is.

Conclusie

Alhoewel het Gerecht stelt het EUIPO een te strikt criterium heeft gebruikt bij de beoordeling van de geldigheid van het klankmerk, bevestigt zij de beslissing van de kamer van beroep wel en stelt dat het geluid van het openmaken van een blikje te generiek is om ingeschreven te kunnen worden als merk.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?