Nieuws

Kwartaalupdate franchise 2024 (3/4 en 4/4)

Gepubliceerd op 5 feb 2025

I Stock 1297013069

Deze update omvat een selectie van uitspraken op het gebied van franchise die in het derde en vierde kwartaal van 2024 op www.rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Elke uitspraak is voorzien van een korte toelichting met tips en lessen voor de praktijk en een link naar de volledige uitspraak.

Wat speelde er?

Op 25 januari 2022 sloten de partijen een intentie- en franchiseovereenkomst, inclusief een allonge waarmee de franchisenemer de overeenkomst voortijdig kon opzeggen. Partijen waren het erover eens dat de standstill-periode niet was nageleefd, maar verschilden van mening over de gevolgen. De franchisenemer had betalingen gedaan, zoals een entreefee en een vergoeding voor toegang van haar leden tot andere sportscholen van ‘Gohealth’.

De rechter stelt voorop dat van de standstill-periode niet mag worden afgeweken. Deze periode beoogt:

  • een franchisenemer tijd te geven om zonder druk van de franchisegever te beslissen over het sluiten van de overeenkomst;
  • ruimte te bieden voor onderzoek door de franchisenemer;
  • te voorkomen dat de franchisenemer zich al zo ver committeert dat het niet meer mogelijk is om vóór de ingangsdatum van de overeenkomst af te zien van de samenwerking.

Oordeel

De rechter oordeelt dan ook de dat de overeenkomst kon worden vernietigd. Het enkele feit dat de overeenkomst gedurende een maand door de franchisenemer mocht worden opgezegd en dat juist de franchisenemer aandrong op ondertekening, maakt dit niet anders. De wettelijke regels zijn juist bedoeld om een overenthousiaste franchisenemer tegen zichzelf te beschermen.

De door franchisenemer betaalde bedragen moeten dan ook worden terugbetaald. De rechter ziet wel ruimte voor verrekening. De door franchisegever gedurende de overeenkomst geleverde diensten vertegenwoordigen een zeker waarde. Die moet worden verrekend. Per saldo ontvangt de franchisenemer daarom niets terug. De franchisegever komt hier dus goed mee weg.

Lessen voor de praktijk

De standstill-periode dient strikt te worden nageleefd. Ook indien de franchisenemer aandringt op vervroegde ondertekening. De gevolgen van de niet-naleving kunnen groot zijn. Voor een franchisegever die geconfronteerd wordt met een vernietiging van de franchiseovereenkomst, is het echter nog de moeite waard om te onderzoeken of zij een tegenvordering heeft wegens aan de franchisenemer geleverde diensten, mits deze diensten van waarde zijn geweest voor de franchisenemer.

Lees de hele uitspraak hier.

Op 29 november 2024 bevestigde de Hoge Raad dat Leen Bakker als franchisegever schadevergoeding moet betalen aan een aantal franchisenemers, ondanks dat de opzegregeling door haar werd nageleefd. De Hoge Raad baseert haar conclusie op het leerstuk van de ‘opzegging van duurovereenkomsten’.

Dit leerstuk houdt (onder meer) in dat een partij die opzegt onder bepaalde omstandigheden een aanvullende schadevergoeding moet betalen, zelfs wanneer de opzegging in overeenstemming met de overeenkomst plaatsvindt.

Lessen voor de praktijk

Wij verwachten dat franchisenemers vaker een beroep zullen doen op dit leerstuk als zij geconfronteerd worden met een opzegging. Franchisegevers moeten dus zorgvuldig omgaan met het beëindigen van een franchiseovereenkomst.

Lees de hele uitspraak hier.

Wat speelde er?

De kernvraag in deze procedure was of een franchisenemer van FEBO verkeerd was voorgelicht door fouten in het VPO (vestigingsplaatsonderzoek):

  • Het verzorgingsgebied in het VPO was groter dan het exclusieve rayon in de franchiseovereenkomst;
  • Concurrentie van nabijgelegen fastfoodketens was niet meegenomen in het VPO;
  • De omzetpotentie werd mede gebaseerd op FEBO drive-locaties in andere plaatsen, die niet vergelijkbaar waren met de beoogde locatie.

De franchisenemer meent dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de franchiseovereenkomst

Oordeel

De rechter gaat hier niet in mee. De franchiseovereenkomst was duidelijk en FEBO was niet verplicht de franchisenemer te wijzen op de verschillen tussen het rayon en het verzorgingsgebied in het VPO. Het was de verantwoordelijkheid van de franchisenemer om de overeenkomst goed door te nemen.
Wat betreft het tweede punt: de franchisenemer had kunnen zien welke uitgangspunten voor het VPO waren gebruikt en wat wel of niet was meegenomen. Er was geen sprake van een wezenlijke fout.

Lessen voor de praktijk

Als – voorafgaand aan de contractsluiting – gegevens aan een franchisenemer ter beschikking worden gesteld dan is het belangrijk om toe te lichten te welke uitgangspunten zijn gehanteerd en waar de gegevens en conclusies op zijn gebaseerd. Het is vervolgens aan een franchisenemer om hier zelfstandig een oordeel over te vellen en (nader) onderzoek te (laten) doen. Dit kan discussies achteraf voorkomen.

Lees hier de einduitspraak en hier het tussenvonnis.

Wat speelde er?

De vraag in deze zaak was: mag de franchisegever in het rayon van franchisenemer een eigen vestiging openen?

In de franchiseovereenkomst stond dat franchisegever geen andere franchisenemers mocht aanstellen in het rayon (gemeente Groningen). Er stond echter niet uitdrukkelijk in dat de franchisegever niet zelf in Groningen aan de slag mocht.

Oordeel

De rechter vond dat het in strijd zou zijn met goed werkgeverschap als de franchisegever zou gaan concurreren met de franchisenemer in zijn rayon. De rechter geeft aan dat de franchisenemer mag erop vertrouwen dat degene die hem bijstand en commerciële en technische ondersteuning verleent voor de exploitatie van de franchiseformule (artikel 7:919 BW), hem niet tegelijkertijd gaat beconcurreren.

Dat was anders geweest als er in de overeenkomst duidelijk activiteiten waren genoemd die de franchisegever mocht uitoefenen, maar dat was hier niet het geval.

Lessen voor de praktijk

Wees concreet in de franchiseovereenkomst: benoem duidelijk wat de franchisegever wel en niet mag doen. Ga die discussie al tijdens het sluiten van de overeenkomst aan. Vage formuleringen lijken flexibel, maar dit verlegt de discussie naar later, als er al een probleem is.

Lees de hele uitspraak hier.

Wat speelde er?

Het gaat in deze zaak om een broodjeszaakformule. De samenwerking verloopt moeizaam. De franchisenemer vindt dat hij onvoldoende begeleiding en diensten heeft gekregen en schort daarom de betaling van enkele franchisefees op. De franchisegever eist in de procedure betaling en stelt daarnaast dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding heeft geschonden.

Oordeel

De Wet Franchise is niet van toepassing omdat het geschil dateert van vóór 2021. Wel gebruikt de rechter de wet als leidraad.

De rechter oordeelt dat de franchisenemer zijn betalingsverplichtingen niet had mogen opschorten, ook als hij vond dat de franchisegever tekort was geschoten. Bovendien had hij moeten aangeven op welk vlak hij begeleiding nodig had, wat hij niet heeft gedaan. Een deel van de fees was eerder al kwijtgescholden.

Lessen voor de praktijk

Ga er niet zomaar van uit dat je een verplichting mag opschorten, ook niet als je vindt dat de andere partij zijn verplichtingen niet nakomt. Controleer eerst of de overeenkomst opschorting toestaat.

Lees de hele uitspraak hier.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief