Voorschrijven hydroxychloroquine tegen corona? Is dat zomaar toegestaan?

Een Limburgse huisarts heeft mensen opgeroepen om een door hem opgestelde brief aan hun huisarts te versturen. In deze brief staat dat de patiënt graag behandeld wil worden met het middel ‘hydroxycholoroquine’, indien dit nodig is vanwege een besmetting met het coronavirus. In deze brief staat onder meer beschreven dat het niet verboden is om desbetreffend middel als huisarts te verstrekken, waarbij een citaat van het Nederlandse Huisartsen Genootschap (hierna: NHG) wordt aangehaald dat het huisartsen vrij staat om van de geldende richtlijnen af te wijken. Deze brief heeft veel commotie veroorzaakt bij huisartsen.

In deze bijdrage komt het juridisch kader van deze handelswijze van (huis)artsen in deze actuele discussie aan de orde. Allereerst wordt ingegaan op de eventuele civielrechtelijke aansprakelijkheid van een arts wanneer de arts hydroxychloroquine (hierna: HCQ) voorschrijft als medicatie. Ten tweede wordt het tuchtrechtelijk kader geschetst. Ten derde wordt de discussie over het desbetreffende medicijn doorgetrokken naar het toezichthoudend kader van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ).

Hydroxychloroquine voorschrijven: civielrechtelijk aansprakelijk?

Een van de verplichtingen die de arts (‘hulpverlener’) jegens zijn patiënt moet nakomen is die van de zorg van een goed hulpverlener op grond van artikel 7:453 BW. De arts moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener betrachten en daarbij handelen overeenkomstig de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor artsen geldende professionele standaard.

De professionele standaard wordt van oudsher door zelfregulering (in de vorm van onder meer richtlijnen, protocollen en standaarden) ingevuld. Binnen de huisartsgeneeskunde zijn de NHG-richtlijnen en -adviezen onder meer richtinggevend voor het bepalen van de inhoud van de professionele standaard. In augustus 2020 heeft het NHG het ‘Advies Hydroxychloroquine bij Covid-19 in de eerste lijn’ gepubliceerd. In dit advies staat vermeld dat HCQ niet wordt aanbevolen als behandeling voor eerstelijnspatiënten met (een vermoeden van) Covid-19. Er is namelijk geen bewijs dat deze behandeling een effect heeft op het aantal ziekenhuisopnamen, overlijden, ernst van de symptomen en snelheid van het herstel. De kans op potentieel ernstige bijwerkingen is bovendien aanwezig.

Een arts kan aansprakelijk gesteld worden wanneer schade ontstaat bij de patiënt, ten gevolge van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Een tekortkoming biedt op grond van artikel 6:74 BW grondslag voor een schadevergoeding. Wanneer een patiënt mogelijkerwijs schade lijdt door het gebruik van HCQ, zou dit tot aansprakelijkheid van de voorschrijvend arts kunnen leiden. Het genoemde NHG-advies zal in een dergelijk geval door de rechter gehanteerd kunnen worden ter beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts.

De aanwezigheid van zelfregulering betekent echter niet dat een arts die te allen tijde moet volgen. In de zogenaamde ‘Protocol-I’- en ‘Protocol-II’-arresten is namelijk bepaald dat alleen afgeweken mag worden van dergelijke zelfregulering indien het belang van de goede patiëntenzorg dit vereist. Een dergelijke afwijking moet wel heel goed beargumenteerd worden. De Limburgse huisarts benoemt dat het huisartsen vrijstaat om van de geldende richtlijnen af te wijken. Dit standpunt is juridisch op zich juist, maar verdient dus wel enige nuancering. Wat betreft HCQ is namelijk geenszins duidelijk dat dit middel bewezen effectief is. De wetenschappelijke bewijzen zijn volgens het Advies van het NHG zeer uiteenlopend of afwezig. Het valt daarom te betwijfelen of, ingeval van een gerechtelijke procedure, een afwijking van het NHG-advies geaccepteerd zal worden door de rechter. Het is daarom raadzaam als arts om, alvorens HCQ voor te schrijven aan patiënten, eerst na te gaan of ten overstaan van beroepsgenoten en de rechter gemotiveerd kan worden uitgelegd waarom in dit geval van een door een beroepsvereniging uitgevaardigde norm (in dit geval: een advies) wordt afgeweken.

Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid?

Een arts is eveneens onderworpen aan tuchtnormen, op grond van de Wet BIG. Dat roept de vraag op wat de tuchtrechtelijke positie is van een (huis)arts, die HCQ voorschrijft aan een patiënt.

Artikel 47 Wet BIG bevat twee tuchtnormen. De eerste tuchtnorm is hier van belang. Deze heeft betrekking op enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die de beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoort te betrachten.  Wanneer een huisarts, in strijd met het NHG-advies, toch HCQ voorschrijft aan een patiënt, zou een tuchtcollege voor de gezondheidszorg kunnen oordelen dat de door de Wet BIG vereiste zorgvuldigheid niet is betracht. En dat dus tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Ook hier geldt wel dat de betrokken arts gemotiveerd zal moet kunnen uitleggen waarom van de richtlijn wordt afgeweken en die motivering zal wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn. Het is maar de vraag of een arts, gelet op de inhoud van het advies van de NHG, een deugdelijke motivering zal kunnen geven.

Wkkgz

De Wkkgz bepaalt dat een zorgaanbieder  (instelling of solistisch werkende zorgverlener) gehouden is tot het leveren van goede zorg, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is. De zorgverleners dienen daarbij te handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard waaronder de kwaliteitsstandaard (artikel 2 Wkkgz). Bij het houden van toezicht op grond van de Wkkgz baseert de IGJ zich op veldnormen, zoals bijvoorbeeld het voornoemde NHG-advies. De kans dat de IGJ, bij overtreding van deze veldnorm  tot handhavend optreden overgaat ten aanzien van een instelling (huisartsenpraktijk) of solistisch werkend huisarts is daarom aanwezig. Hoewel het in de praktijk zo is dat er meestal eerst een duidelijke aanleiding moet zijn alvorens de IGJ toezicht komt houden en handhavend zal optreden, dient hier wel degelijk rekening mee te worden gehouden. Zeker bij landelijke aandacht voor dit onderwerp. Ook in het kader van toetsen van de invulling van de norm ‘goede zorg’ zal door zorgaanbieder en zorgverlener gemotiveerd uitgelegd moeten worden waarom van een richtlijn wordt afgeweken omdat die richtlijn word gerekend tot de professionele standaard.

Het is duidelijk dat de coronacrisis opnieuw ingewikkelde vragen oproept voor zorgaanbieders. Wij helpen u graag bij de beantwoording van deze vragen.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?