Shaken baby syndroom

Shaken baby syndroom

Shaken baby syndroom en de opzetclausule

Een autistische vader die zijn baby door elkaar schudt… met shaken baby syndroom tot gevolg. Valt dit onder de opzetclausule van de aansprakelijkheidsverzekering? De Hoge Raad deed een opmerkelijke en verstrekkende uitspraak.

De feiten
Een vader schudt zijn baby meerdere malen met kracht door elkaar. In het Academisch Ziekenhuis Maastricht worden dezelfde dag bloedingen geconstateerd in de hersenen, het zogenaamde shaken baby syndroom. De vader had een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren afgesloten. In de aansprakelijkheidsverzekering was een opzetclausule opgenomen. Deze luidde:

Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten.”

De vader is hierom veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijke letsel door schuld (art. 308 Sr). In het kader van die strafzaak is een forensisch psychologisch onderzoek verricht. Dit onderzoek wees uit dat de vader leed aan het Syndroom van Asperger. Het hof acht opzet op de zwaardere misdrijven poging tot doodslag en zware mishandeling overigens niet bewezen.

De moeder eist als wettelijk vertegenwoordiger van de baby een verklaring dat de vader onrechtmatig heeft gehandeld en schadevergoeding moet betalen. Zij spreekt ook de aansprakelijkheidsverzekeraar van de vader aan, die op grond van art. 7:954 BW verplicht is de verzekeringsuitkering direct aan de benadeelde uit te keren. Om die laatste vordering gaat het hier.

De verzekeraar verweert zich met een beroep op de opzetclausule in de verzekering. Volgens de rechtbank en het hof gaat dit verweer niet op; zij geven de moeder gelijk.

De opzetclausule volgens de Hoge Raad
De opzetclausule is een standaardclausule opgenomen in het standaardpolismodel AVP 2000. In tegenstelling tot de oude opzetclausule waarin opzet op de schade centraal stond (het concrete letsel of de zaakschade), staat in deze clausule opzet op de gedraging centraal. Omdat de opzetclausule in een groot aantal polissen voorkomt en van groot belang is voor de afwikkeling van schade en hierover in de feitenrechtspraak uiteenlopend wordt, geeft de Hoge Raad hier een belangrijk overzichtsarrest. De Hoge Raad wenst hiermee meer rechtseenheid te brengen.

De Hoge Raad legt uit wanneer de opzetclausule van toepassing is:
“… Uitgangspunt [is] dat sprake moet zijn van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt.”

Van belang is ook dat verzekeraars met de opzetclausule maatschappelijk aanvaardbare resultaten willen bereiken, zo blijkt namelijk uit de Toelichting op de AVP 2000 van het Verbond van Verzekeraars. De Hoge Raad komt vervolgens tot een opmerkelijke uitspraak: vanwege bijzondere omstandigheden van het geval kan er aanleiding zijn de opzetclausule buiten toepassing te laten. De grond kan worden gevonden in het vereiste dat het moet gaan om schade “veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit” de opzettelijke en onrechtmatige gedraging van de verzekerde.

De Hoge Raad geeft een beoordelingskader om te kijken of van zo’n uitzondering sprake is. Er wegen dan verschillende factoren mee, waaronder:

  • De aard van de onrechtmatige gedraging van de verzekerde;
  • De omstandigheden waaronder deze is verricht;
  • De mate waarin de verzekerde een verwijt van zijn gedrag kan worden gemaakt of andere subjectieve omstandigheden aan zijn zijde;
  • De aard en de ernst van de schadelijke gevolgen.

Schuld ook onder opzetclausule?
Voor de toepassing van de opzetclausule in de aansprakelijkheidsverzekering is niet vereist dat er sprake is van opzet in het strafrecht, met andere woorden dat het subjectieve opzet van verzekerde gericht is op de gevolgen van zijn gedragingen. Ook de veel minder zware strafrechtelijke schuldgradaties, in het bijzonder handelen dat in strafrechtelijke zin als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ wordt gekwalificeerd, kunnen onder de opzetclausule vallen. Bij een schulddelict, zoals waar het hier om gaat, is de gedraging niet opzettelijk gericht op het veroorzaken van letsel, maar valt verzekerde slechts het verwijt te maken dat hij de gevolgen van zijn opzettelijke gedrag redelijkerwijs had kunnen en moeten voorzien en daarom aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door niet van deze gedraging af te zien.

De Hoge Raad doet de zaak zelf af
Nu ook strafrechtelijke schuldgradaties als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ onder opzettelijk handelen als bedoeld in de opzetclausule kunnen vallen, valt het schudden van de baby in beginsel onder de opzetclausule. Dat de vader sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, hem slechts in zeer geringe mate een persoonlijk verwijt valt te maken en hij alleen het huilen van de baby wilde stoppen, zijn relevante subjectieve omstandigheden. Die leiden tot het oordeel dat de opzetclausule mede in het licht van de maatschappelijke functie van de AVP van slachtoffer- en daderbescherming in dit geval buiten toepassing moet blijven.

Analyse
Deze uitspraak van de Hoge Raad over de opzetclausule in een aansprakelijkheidsverzekering heeft mogelijk verreikende consequenties op een drietal punten. Aangezien het gaat om een standaardclausule in de AVP 2000 komt deze in veel aansprakelijkheidsverzekeringen voor.

In de eerste plaats is het voor de toepassing van de opzetclausule niet nodig dat verzekerde een opzetdelict heeft begaan, het kan ook gaan om een schulddelict. Dit is een veel minder zware vorm van schuld dan opzet in het strafrecht en betekent een duidelijke breuk met het verleden. Mogelijk vallen er in de toekomst dus veel meer schulddelicten onder de opzetclausule, met als gevolg dat er in die gevallen in beginsel geen dekking hoeft te worden verleend door de aansprakelijkheidsverzekeraar.

In de tweede plaats is duidelijker geworden hoe de opzetclausule moet worden geïnterpreteerd. Een concrete situatie moet op de volgende wijze worden getoetst:

  • is er een opzettelijke gedraging die objectief gezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade?
  • En is het feitelijk toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven een te verwachten gevolg van de gedraging?

Beide vragen moeten bevestigend beantwoord worden, voordat de opzetclausule van toepassing is.

In de derde plaats dient de opzetclausule buiten toepassing te blijven als dit niet tot een redelijk en maatschappelijk resultaat leidt, gelet op de omstandigheden van het geval. Aan de hand van factoren die de Hoge Raad heeft gegeven moet dit beoordeeld worden. Die factoren zijn:

  • De aard van de onrechtmatige gedraging van de verzekerde;
  • De omstandigheden waaronder deze is verricht;
  • De mate waarin de verzekerde een verwijt van zijn gedrag kan worden gemaakt of andere subjectieve omstandigheden aan zijn zijde;
  • De aard en de ernst van de schadelijke gevolgen.

Deze invulling aan de hand van de omstandigheden van het geval zal tot veel discussie aanleiding kunnen geven. Het is ook niet duidelijk of de Hoge Raad via het buiten toepassing verklaren van de opzetclausule de gevolgen van het eerstgenoemde punt, namelijk veel meer gevallen onder de opzetclausule laten vallen, weer geheel of gedeeltelijk wil teniet doen. Het is dan ook de vraag of de Hoge Raad met dit arrest zijn doel om meer rechtseenheid te bewerkstelligen werkelijk zal bereiken.

Heeft u vragen over de reikwijdte van dit arrest over de opzetclausule? Neem dan contact op met één van onze gespecialiseerde aansprakelijkheid, verzekering en vervoeradvocaten: Martine Bouman of Barend Stroetinga.

Dit artikel is geschreven door Janet van de Bunt, medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van Holla advocaten.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?