Nieuws

Opzeggen zorgovereenkomst

Gepubliceerd op 1 apr. 2021

I Stock 1208495734
Opzeggen van de zorgovereenkomst: het kan wel! Op 23 maart jl. heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg in een kort geding een interessant en opvallend vonnis gewezen. Het ging in dit kort geding om de opzegging van een zorgovereenkomst door een zorgaanbieder. Deze zaak is interessant en opvallend, omdat het niet vaak voorkomt dat wordt geoordeeld dat een zorgaanbieder aan de zorgvuldigheidseisen bij opzegging heeft voldaan. De feiten van deze zaak De zaak betreft een kort geding, dat is gestart door een twintigjarige jongen en zijn ouders en broer. De jongen heeft een gecombineerd beeld van autisme en de dwangstoornis OCD. Dat betekent onder meer dat hij last heeft van angsten, dwanggedachten en dwanghandelingen. Drukte, veranderingen, onzekerheden en gebrek aan perspectief leiden tot toename van klachten. Aan de jongen zijn vanaf februari 2015 ambulante behandelingen geboden. Door veel stress, waaronder het behalen van zijn havodiploma en het vertrek van zijn individuele behandelaar, is zijn situatie in de zomer van 2019 verslechterd. De ouders van de jongen raakten in toenemende mate overvraagd, tot op het punt dat zij de zorg voor de jongen niet meer aankonden. Op 29 augustus 2019 is de jongen op vrijwillige basis opgenomen op de Low Care-afdeling genaamd “Unit 4”; één van de klinische afdelingen van een ggz-instelling in Limburg. Vandaaruit is hij op 4 december 2019 naar de locatie het “Hostel” de ggz-instelling gegaan, waar hij tot 26 januari 2021 heeft verbleven. In het Hostel wordt door een 24-uursteam behandeling geboden aan mensen met psychiatrische problematiek die vaak gepaard gaat met uiteenlopende complexe sociale problematiek. De behandeling wordt aangepast aan de individuele mogelijkheden van de patiënt en is gericht op herstel en het zelfstandig kunnen leven en wonen na afloop van de opname. De overplaatsing naar het Hostel is gebeurd op een advies in het kader van een second opinion. Partijen hebben tijdens het verblijf van de jongen in het Hostel geen overeenstemming kunnen vinden over een passende behandeling voor de jongen en zijn behandeling boekte geen vooruitgang meer. Daarom is vanaf november 2020 gekeken naar een alternatieve behandelplek of een begeleide woonvorm. In afwachting daarvan is de jongen opgenomen gebleven bij het Hostel; tot 26 januari 2021. Want op 25 januari 2021 heeft zich een incident voorgedaan, waarbij de jongen fysiek geweld heeft gepleegd tegen een medewerkster van de ggz-instelling. Bij dit incident is één van de begeleidsters op kantoor aangevallen door de jongen, waarbij de jongen haar harde klappen op het hoofd heeft gegeven, hard aan haar haren heeft getrokken en haar niet heeft losgelaten. Twee van de andere aanwezige medewerksters hebben geprobeerd hem te stoppen, maar werden hardhandig weggeduwd. Dit geweldsincident heeft veel commotie veroorzaakt bij cliënten, én medewerkers. Voor de ggz-instelling is het geweldsincident aanleiding geweest om de jongen vanaf 26 januari 2021 een time-out te geven gedurende een week en hem naar huis te sturen in afwachting van een definitieve beslissing. Vervolgens is in het teamoverleg besloten dat de jongen niet terug kon keren. Omdat de jongen niet verscheen op de hierop volgend geplande afspraak en telefonisch niet werd bereikt, is dit besluit in een e-mail vanuit de ggz-instelling aan de jongen medegedeeld. Daarin is toegelicht dat hiertoe is besloten omdat de impact van het incident op het team en andere cliënten zo groot is dat, in samenhang met de moeizaam verlopende samenwerking door het gebrek aan overeenstemming over het behandelplan, terugkeer geen optie meer was. In deze e-mail zijn wel andere vormen van ondersteuning aangeboden, waaronder intensieve begeleiding thuis (IHT). De beslissing is in reactie op een brief van de raadsman van de jongen door de geneesheer-directeur van de ggz-instelling nogmaals herhaald en toegelicht in een brief. Voordat deze brief werd gestuurd heeft de ggz-instelling ook nog per e-mail een tijdelijke opname op Unit 4 aan de jongen aangeboden. Hieraan werd als voorwaarde verbonden dat de jongen ging met het door de ggz-instelling voorgestelde (concept-)behandelplan. In eerste instantie heeft de jongen niet op dit aanbod gereageerd. Toen de ggz-instelling hem erop heeft gewezen dat de plek die bij Unit 4 voor hem werd vrij gehouden en na 16 februari 2021 niet meer kon worden vastgehouden, heeft de jongen laten weten dat hij niet instemt met de door de ggz-instelling gestelde voorwaarden. Partijen zijn er ook met een nog volgend gesprek niet uit gekomen. Het kort geding In het kort geding vorderen de jongen en zijn familie dat de voorzieningenrechter de ggz-instelling gelast om de jongen direct weer toe te laten tot zijn woonplek op het Hostel of op Unit 4 van de ggz-instelling en de zorg en ondersteuning voort te zetten. Dit ook ter overbrugging, tot voor de jongen een passende behandelplek/begeleid wonen-plek beschikbaar zou komen. Alles op straffe van forse dwangsommen. Volgens de familie van de jongen was en is de ggz-instelling verplicht tot het bieden van een adequate behandeling. Daar maken het bieden van de woonplek en de zorg van het Hostel deel van uit. Het ontzeggen van de woonplek en zorg/begeleiding is geen goed hulpverlenerschap. Daar waren volgens de jongen en zijn familie ook geen gewichtige redenen voor. Ook vindt de familie dat de situatie urgent is, omdat de impact op de jongen en het gezien van het verblijf thuis groot is. De jongen heeft 24/7 zorg nodig en zijn ouders en broer kunnen dat niet bieden. Het gezin is overbelast en de situatie is onhoudbaar. De beoordeling van de voorzieningenrechter De voorzieningenrechter overweegt ten eerste dat de vordering van de familie (en de jongen) is gebaseerd op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De wettelijke regeling over de geneeskundige behandelingsovereenkomst staat in de WGBO (Boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW)). In artikel 7:460 BW staat dat een behandelingsovereenkomst behoudens gewichtige redenen, niet eenzijdig door een hulpverlener zoals de ggz-instelling kan worden opgezegd. Wat ‘gewichtige redenen’ zijn, hangt af van de omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter overweegt dat wat betreft deze ‘omstandigheden van het geval’ kan worden aangesloten bij de – per 2021 vernieuwde – KNMG-Richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (hierna: de ‘KNMG-Richtlijn’). In de KNMG-Richtlijn wordt als één van de vijf meest voorkomende gewichtige redenen genoemd: “de patiënt vertoont zeer onheus of agressief gedrag en de arts heeft een ernstig conflict met de patiënt en/of de patiënt wil niet meewerken aan de behandeling.” Als er al een gewichtige reden voor opzegging is en dus wordt opgezegd, dan gelden volgens de voorzieningenrechter (en de KNMG-Richtlijn) ook nog een aantal zorgvuldigheidseisen voor de betrokken zorgaanbieder. Zo moet er voldoende gewaarschuwd zijn voor opzegging, dient er een redelijke termijn te zijn gegeven om de behandeling elders voort te zetten, moet gepoogd zijn het gedrag te corrigeren en moet er voor alternatieve hulpverlening zijn gezorgd. Volgens de ggz-instelling was sprake van een gewichtige reden omdat de vertrouwensrelatie tussen de jongen en de behandelaren van de ggz-instelling zodanig was verstoord dat opname in het Hostel niet meer mogelijk was. De gevolgen voor de betrokken medewerkster, die op 25 januari 2021 door de jongen is aangevallen, zijn groot geweest. Niet alleen heeft zij lichamelijke klachten gehad als gevolg van hoofdletsel, mede doordat er een pluk haar is uitgetrokken, maar door de psychische hinder die zij hiervan ondervindt is zij niet in staat geweest verder te werken. Het incident heeft ook een enorme impact gehad op het team en cliënten. Als gevolg hiervan is er geen enkele basis meer om nog zorg te kunnen verlenen aan de jongen. De behandeling van andere cliënten is niet gebaat bij de terugkeer van de jongen. Volgens de voorzieningenrechter is hierin inderdaad een gewichtige reden voor opzegging gelegen. Dat het om een incident gaat, dat het gedrag door de aandoening van de jongen verklaarbaar was en dat de jongen excuses heeft aangeboden, verandert dat volgens de voorzieningenrechter niet. Weliswaar moet de ggz-instelling als professionele zorgaanbieder bepaald gedrag wel in enige mate dulden, maar dat gedrag moet dan wel passen bij de problematiek van de patiënten die in het Hostel verblijven. Dat was hier niet aan de orde. Gebruik van geweld was volgens de ggz-instelling immers hoogst ongebruikelijk. De terugkeer van de jongen zou hierdoor tot (nog meer) commotie leiden bij de andere patiënten en zou daarmee een negatief effect op hun behandeling hebben. Ook de impact op het personeel is aanzienlijk als de jongen zou terugkeren. Dat de medewerkster, die slachtoffer is geweest van de jongen, op het moment dat de voorzieningenrechter over de zaak oordeelt, nog niet aan het werk is, zegt volgens de voorzieningenrechter genoeg. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat op de vertrouwensrelatie tussen de jongen en het team ernstig inbreuk is gemaakt. Ook is volgens de voorzieningenrechter herhaling niet uit te sluiten. Verder speelt mee dat al langer sprake was van een impasse. De jongen werkte niet voldoende mee aan zijn behandeling, waardoor zijn toestand verslechterde. Volgens de voorzieningenrechter is het daarom aannemelijk dat het zowel in het belang van de in het Hostel verblijvende patiënten, als in dat van het personeel niet wenselijk is dat de jongen teruggaat naar het Hostel. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van de jongen om terug te keren naar het Hostel. De ggz-instelling heeft dus aannemelijk gemaakt dat er gewichtige redenen voor de beëindiging van de behandelingsovereenkomst. De voorzieningenrechter vindt ook dat aan de hiervoor omschreven zorgvuldigheidseisen is voldaan. Er is weliswaar een korte opzegtermijn gehanteerd en er is geen waarschuwing gegeven, maar dit hangt samen met het voor de ggz-instelling geheel onverwachte karakter van het incident en de grote impact die dit heeft gehad op het team en de patiënten. Daardoor was een onmiddellijke beëindiging van de klinische opname aangewezen. Ook heeft de ggz-instelling gezorgd voor een alternatief, namelijk de intensieve ambulante behandeling thuis en heeft de ggz-instelling voldoende pogingen gedaan om de jongen ook andere behandeling en opvang te bieden. Dit aanbod is echter afgeslagen door de jongen en zijn familie. Dat geldt ook voor het aanbod met een plaats op Unit 4. Volgens de voorzieningenrechter heeft de ggz-instelling de jongen allerminst in de kou laten staan. De voorzieningenrechter begrijpt dat verblijf thuis niet wenselijk is voor de behandeling van de jongen en dat de belasting voor de jongen en zijn familie dusdanig is dat het niet is op te brengen dat de jongen nog langer thuis verblijft. Maar het Hostel is in dit geval niet de juiste plaats voor de jongen. Gezien alle omstandigheden kan een gebod tot het toelaten van een terugkeer niet worden uitgesproken. Ook vindt de voorzieningenrechter niet dat de jongen terug kan naar Unit 4, nu gebleken is dat geen overeenstemming over het behandelplan is bereikt. Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen dus worden afgewezen. Deze uitspraak laat zien… Dat het beëindigen van een zorgovereenkomst door een zorgaanbieder niet onmogelijk is, hoewel in de praktijk vaak wel het idee heerst dat dit het geval is. Natuurlijk gelden wel strenge eisen aan een eenzijdige opzegging. Er is immers sprake van (soms) een zeer afhankelijke positie van de betrokken cliënt of patiënt. Toch hoeven zorgaanbieders niet alles te ‘pikken’. Zeker niet als het om geweld gaat. Dat is dus vaak wel een gewichtige reden voor opzegging van een zorgovereenkomst. En dat kan dus zelfs ook zo zijn als het geweld samenhangt met de aandoening of beperking van de cliënt of patiënt. Verder laat deze uitspraak duidelijk zien dat een rechter altijd toetst of de nodige zorgvuldigheid bij de opzegging in acht is genomen. Is er eerst gewaarschuwd? Of kon dat in de gegeven omstandigheden niet? Is er een redelijke opzegtermijn in acht genomen? Of was dat gezien de omstandigheden niet mogelijk? En is er een alternatief aangeboden? Hoe is daar door de cliënt of patiënt en zijn familie mee omgegaan? Met name wat betreft dit laatste volgt uit de uitspraak dat het niet altijd van één kant komt en dat ook niet hoeft. Als je als client of patiënt zorg wilt krijgen, dan moet je daarover redelijke afspraken met een zorgaanbieder maken. Kom je als cliënt of patiënt en zorgaanbieder niet tot elkaar, en heeft een zorgaanbieder laten zien dat het toch wel echt is geprobeerd, dan zal een rechter ook niet zo maar een veroordeling tot het hervatten van de zorg uitspreken. Daarbij geldt – zoals altijd – wel dat de zorgaanbieder goed in het dossier moet bijhouden welke stappen zijn gezet en welke nog gezet gaan worden, en waarom. Zo kan ook naderhand de situatie telkens worden uitgelegd. Wilt u meer weten over de opzegging van een zorgovereenkomst? Neemt u dan gerust contact met ons op.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief