Ongeldigverklaring door onvolledige inschrijving Ballast Nedam Road Specialities blijft in stand

Analyse Nederlandse rechtspraak

Onvolledige inschrijving en indiening van stukken namens andere entiteit binnen een concern: ongeldigverklaring door de aanbestedende dienst blijft in stand

De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag oordeelde op 15 september 2021 dat de inschrijving van Ballast Nedam Road Specialities (BNRS) op de niet-openbare aanbesteding voor de renovatie van de Utrechtsebaan terecht ongeldig is verklaard door de gemeente Den Haag.

BNRS heeft zich in de selectiefase als zelfstandige inschrijver aangemeld en in het UEA aangegeven een beroep te doen op een tweetal derden teneinde aan de geschiktheidseisen te kunnen voldoen: VTG Beton en Ballast Nedam Infra. De UEA’s van alle drie de partijen zijn rechtsgeldig ondertekend en tijdig ingediend, waarna BNRS is geselecteerd voor deelname aan de gunningsfase.

In de gunningsleidraad (bijlage 2 ‘Checklist in te leveren documenten’) is vermeld dat bij de inschrijving moeten worden overgelegd een Verklaring omtrent Rechtmatigheid, een Plan van Aanpak inclusief bijlagen, een Inschrijvingsbiljet ondertekend door de inschrijver en een Inschrijvingsstaat. Deze documenten moeten rechtsgeldig worden ondertekend. Het Inschrijvingsbiljet en de Inschrijvingsstaat moeten separaat worden geüpload. De gemeente opent namelijk eerst de kwalitatieve kluis en stelt vast of de inschrijving volledig is en of de ingediende stukken rechtsgeldig zijn ondertekend. Indien in de kwalitatieve kluis een onvolledig inschrijving wordt aangetroffen, wordt een hersteltermijn van twee werkdagen geboden. Indien het gebrek niet binnen twee werkdagen wordt hersteld, zal de inschrijving ongeldig worden verklaard. Na beoordeling van de kwalitatieve inschrijving wordt de digitale kluis met de Inschrijvingsbiljetten en inschrijvingsstaten geopend. Als het inschrijvingsbiljet of de inschrijvingsstaat ontbreekt, wordt de inschrijving ongeldig verklaard.

BNRS heeft per abuis de Verklaring Omtrent Rechtmatigheid niet in de kwalitatieve maar in de prijzenkluis geüpload. De gemeente verzoekt dit gebrek zo snel mogelijk te herstellen. Vervolgens heeft BNRS een Verklaring Omtrent Rechtmatigheid ingediend op naam van Ballast Nedam Infra, de derde op wiens draagkracht een beroep is gedaan. De gemeente biedt BNRS de mogelijkheid om deze fout te herstellen door alsnog een verklaring op naam van BNRS in te dienen. Een aantal dagen later opende de gemeente de prijzenkluis, waarin de Verklaring Omtrent Rechtmatigheid, een inschrijvingsbiljet en een inschrijvingsstaat waren geüpload. Alle documenten waren echter – wederom – op naam van Ballast Nedam Infra ingediend en ondertekend door tekenbevoegden van Ballast Nedam Infra.

De gemeente constateert dat BNRS de inschrijvende partij is en dat alle stukken in de prijzenkluis een andere entiteit zijn ondertekend en ingediend. Dat Ballast Nedam Infra tot hetzelfde concern behoort maakt dit niet anders. Ballast Nedam Road Specialities heeft immers ingeschreven, niet Ballast Nedam Infra. Deze fouten met betrekking tot het inschrijvingsbiljet en de inschrijvingsstaat komen BNRS duur te staan, aangezien de gunningsleidraad in dit geval geen ruimte biedt voor foutherstel. De inschrijving van BNRS wordt ongeldig verklaard en de opdracht wordt aan BAM Infra gegund.

BNRS verwijst in kort geding naar recente jurisprudentie waarin de Voorzieningenrechter te formeel handelende aanbestedende diensten heeft teruggefloten. Zie mijn eerste blog hierover. Evenals in het vonnis die ik in mijn tweede blog heb becommentarieerd, is de Voorzieningenrechter ook in dit geval van mening dat de gemeente niet te formalistisch maar juist volstrekt in lijn met het gelijkheidsbeginsel handelt. Wanneer de leidraad voorschrijft dat ongeldigverklaring volgt indien specifiek aangeduide documenten ontbreken, niet door de inschrijver (in dit geval: BNRS) zijn ingediend of niet rechtsgeldig zijn ondertekend, kan de gemeente naar het oordeel van de Voorzieningenrechter niet anders. Ook uit dit vonnis blijkt dat voorzieningenrechters primair afgaan op de tekst van de aanbestedingsstukken en expliciete ongeldigheids- c.q. uitsluitingssancties niet passeert, maar juist het gelijkheidsbeginsel omarmt.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?