Geluidbelasting, toch niet zo belastend  

Een eilandterras op 5,5 meter afstand van je woning. De een zal zeggen: “Heerlijk, wie wil dat nou niet?”, de ander: “Alsjeblieft zeg, niet in mijn buurt”.  Een omwonende uit Broek in Waterland zag dit ook niet zitten. Om het eilandterras tegen te houden procedeert hij tot aan de hoogte bestuursrechter, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de “Afdeling”). Tevergeefs.

Intro

Waar draait de zaak om? Een stichting vraagt een omgevingsvergunning aan om een deel van een perceel en de omliggende gronden te mogen gebruiken voor lichte horeca (de zogenaamde functiewijziging). Ter discussie staat of de aan de overzijde van de weg gelegen gronden gebruikt mogen worden voor een eilandterras met vier (4) tafels met elk vier (4) zitplaatsen.

De omwonende woont en exploiteert een bed and breakfast op 5,5 meter afstand van het eilandterras. Hij kan zich niet met de omgevingsvergunning verenigen en vreest dat het eilandterras tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn woon- en leefklimaat zal leiden.

Beroepsgronden

De omwonende stelt dat het college van B&W (het “College”) de omgevingsvergunning niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen omdat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening: het gebruik van het eilandterras leidt volgens hem tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Als onderbouwing van deze stelling voert de omwonende aan dat het akoestisch rapport niet deugt. Immers: (i) uitgegaan is van het verkeerde bronvermogen voor stemgeluid, (ii) het toestaan van versterkte muziek ter plaatste, (iii) de geluidbelasting in de omliggende tuinen is niet meegenomen, en (iv) het geluidniveau in zijn woning is niet onderzocht. Om het gebruikte bronvermogen van stemgeluid te weerleggen laat de omwonende een eigen onderzoek uitvoeren.

De omwonende voert ook bezwaren aan die zien op privacy, de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften en de geldende omgevingsvisie. Deze bezwaren laat ik buiten beschouwing.

Het College stelt voorop dat hij voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat uitgaat van (i) de situatie zoals die volgt uit de aanvraag en de daarbij horende tekeningen, (ii) het akoestisch rapport en (iii) de ruimtelijke onderbouwing.

1. Bronvermogen stemgeluid

Voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de geluidbelasting van het eilandterras beoordeelt de deskundige van de aanvrager onder meer de situatie bij de woning van de omwonende. Hierbij gaat zij uit van de in de VNG-brochure (2009) opgenomen geluideisen voor “het bij een rustige woonwijk behorende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau” en maximale geluidniveau op de gevels van de omliggende geluidgevoelige objecten.

De uitgangspunten in het akoestisch rapport van de aanvrager en van de omwonende komen op één onderdeel na overeen: de keuze van het bronvermogen van het stemgeluid. De deskundige van de aanvrager gaat uit van een bronvermogen van 65 dB(A) “spreken-normaal” voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en van 90 dB(A) “roepen-luid” voor het piekgeluidniveau. De deskundige van de omwonende daarentegen gaat uit van een hoger bronvermogen van 70 dB(A) “spreken-verheven” voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en van 95 dB(A) “roepen-zeer luid” voor het piekgeluidniveau.

De Afdeling overweegt hierover dat het College in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de in het akoestisch rapport van de aanvrager gehanteerde bronvermogens “spreken-normaal” en “roepen-luid”. Gelet op de volgende feiten is volgens de Afdeling in dit geval geen sprake van een uitgaansgebied:

  • aangevraagd en vergund is een eilandterras met vier (4) tafels met elk vier (4) zitplaatsen, zodat maximaal zestien (16) personen tegelijkertijd van het terras gebruik kunnen maken;
  • het aantal tafels en stoelen, de grootte van het eilandterras en de clustering van de tafels op het eilandterras in een vierkant (zoals dat blijkt uit de aanvraag en de daarbij horende tekening); en
  • de omstandigheid dat is aangevraagd en vergund een kleinschalige horeca activiteit, in het bestemmingsplan aangeduid als horeca categorie 1.

Kortom, het hanteren van een hoger bronvermogen “spreken-verheven” en “roepen zeer luid” is niet passend bij het aangevraagde gebruik. De stelling van de omwonende dat “zeer frequent grote groepen, bij elkaar horende mensen op de terrassen aanwezig zijn die schreeuwen vanaf het terras naast de kerk naar het eilandterras” onderbouwd met foto’s, gaat ook niet op. De foto’s zijn immers genomen tijdens een feestweek; nergens anders uit blijkt dat zulke grote groepen regelmatig gebruik maken van de terrassen.

2. Versterkte muziek

Dat het akoestisch rapport van de aanvrager geen rekening houdt met versterkte muziek is verklaarbaar. Muziek op het terras maakt immers geen deel uit van de aanvraag omgevingsvergunning. In dit verband verwijst het College naar de exploitatievergunning: het ten gehore (laten) brengen van muziek op het terras is niet toegestaan.

3. Omliggende tuinen

Wat betreft de omliggende tuinen die niet in het rapport zijn meegenomen, staat vast dat de tuinen op een afstand van 16 tot 20 meter zijn gelegen van het eilandterras. Ter plaatse van de tuinen bij de woningen is dan ook voldaan aan de richtafstand van 10 meter als bedoeld in de VNG-brochure. Om die reden hoeven de tuinen niet te worden meegenomen in het akoestisch onderzoek.

4. Geluidniveau in de woning

De Afdeling overweegt dat het College de geluidbelasting door het eilandterras op de gevels van de woningen in het kader van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse beoordeelt aan de hand van de VNG-brochure. Een wettelijke grens voor de binnenwaarde voor een geval als hier aan de orde bestaat bovendien niet. De stelling van de omwonende dat zijn woning een monument is en beschikt over matige gevelisolatie tegen geluid treft geen doel.

Conclusie

Gelet op het voorgaande concludeert de Afdeling, in lijn met de rechtbank, dat het College zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de geluidbelasting vanwege het eilandterras niet leidt tot een zodanige verslechtering van het woon- en leefklimaat van de omwonende, dat de omgevingsvergunning om die reden niet in redelijkheid kon worden verleend.

Daar waar de omwonende uit vrees voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat de vergunninghouder in het harnas jaagt, zou een deal met de vergunninghouder bij doorverwijzing van de bed and breakfast-gasten wellicht een mooie winst zijn geweest. Maar hé, dat is hoe ik er tegenaan kijk. Deze zaak is in ieder geval weer een goed voorbeeld waaruit blijkt hoe essentieel de feiten (en belangen) zijn.

De volledige uitspraak is te vinden via ECLI:NL:RVS:2020:1871.

Voor meer informatie over omgevingsrecht kunt contact opnemen met Victoria Rakovitch.