Faillissement en corona

FAILLISSEMENT: DE ENIGE OPLOSSING IN DE CORONACRISIS? 

Veel ondernemingen en hun schuldeisers zijn deze dagen druk bezig met overleven. De coronacrisis is ook een economische crisis geworden. De eerste bedrijven stevenen al op een faillissement af. Een op het eerste gezicht onontkoombaar en logisch gevolg van de crisis die zich op dit moment ontwikkelt. Is een faillissement de enige uitweg? Of zijn er alternatieven?

Onze minister-president deed tijdens zijn tv-toespraak een oproep tot onderlinge hulp en solidariteit tijdens deze coronacrisis. Om ons heen zien we het al gebeuren. Bierbrouwer Heineken die horecaondernemers een deel van de maandhuur kwijtscheldt. Vastgoedeigenaren die leegstaande panden tijdelijk en voor een zacht prijsje verhuren aan gedupeerde marktkooplieden. Solidariteit kan ook voor de schuldeiser lucratief zijn en kan leiden tot het betaald krijgen van een groter percentage van zijn vordering dan hij zou ontvangen in faillissement.

Gevolgen van een faillissement         
Een onderneming die in de situatie verkeert dat het niet meer kan betalen, kan op eigen verzoek of op verzoek van een schuldeiser door de rechtbank failliet worden verklaard. Het faillissement wordt uitgesproken wanneer sprake is van meerdere schuldeisers die niet worden voldaan. Eén schuldeiser is dus onvoldoende.

Alhoewel een ondernemer de ruimte heeft om te kiezen welke crediteuren worden betaald, komt er een moment waarop het voortbestaan van de onderneming niet meer realistisch is. Dan moet het besef ontstaan dat voortzetting van de onderneming tot benadeling van de gezamenlijke crediteuren kan leiden. Indien daar onvoldoende naar wordt gehandeld, kan dat tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder leiden. De ondernemer moet bijvoorbeeld wegblijven van het aangaan van nieuwe overeenkomsten, het selectief betalen van één schuldeiser (en de rest niet) en mag geen vermogen onttrekken aan de onderneming.

Het faillissement is voor niemand het gewenste eindstation. Niet voor de ondernemer en vaak ook niet voor schuldeisers die geen voorrang of zekerheidsrechten hebben, zoals de leveranciers van  diensten of goederen. Een faillissement is duur en tijdrovend. Door voldoening van de vorderingen van bijvoorbeeld de Belastingdienst, het UWV, pand- en hypotheekhouders en de algemene faillissementskosten, blijft zelden aan het einde van het faillissement actief over om uit te keren aan  de (concurrente) ‘gewone’ crediteuren. Om deze reden is het aan te bevelen, zeker in tijden van crisis, dat zowel de ondernemer als de schuldeisers in een zo vroeg mogelijk stadium nadenken over de daadwerkelijke voordelen van het aanvragen van het faillissement.

Surseance van betaling of aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord  
Wat kan de ondernemer doen om zijn onderneming te herstructureren en een faillissement te voorkomen?

De onderneming die voorziet dat het niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan blijven voldoen, kan een verzoek tot surseance van betaling indienen bij de rechtbank. De rechtbank zal dan een bewindvoerder aanwijzen die, samen met de bestuurder van de onderneming, aan het roer komt te staan. Door de surseance wordt aan de onderneming uitstel van betaling verleend. Het doel van de surseance is om, door voortzetting van de onderneming, op enig moment de crediteuren te kunnen betalen, al dan niet door middel van een zogenaamd ‘akkoord’. Voorwaarde is echter wel dat voortzetting van de onderneming dat doel moet kunnen dienen. Indien de bewindvoerder tot de conclusie komt dat ook met voortzetting van de activiteiten onvoldoende middelen zullen worden gegenereerd om de schuldeisers te kunnen betalen of om een akkoord aan te kunnen bieden, is de bewindvoerder verplicht om de surseance om te laten zetten in een faillissement.

Naast de surseance van betaling biedt de Nederlandse wet op dit moment geen andere regeling voor het saneren van schulden.

In de maak is de zogenaamde ‘WHOA’: de Wet Homologatie Onderhands Akkoord. De WHOA heeft als doel het voor ondernemingen in zwaar weer gemakkelijker maken om schulden te herstructureren en een faillissement te voorkomen, door middel van een (onder omstandigheden) gedwongen akkoord met hun schuldeisers. Maar zolang de WHOA niet door de Tweede Kamer is aangenomen, is een beroep op de WHOA niet mogelijk.

Indien een onderneming niet in aanmerking komt voor een surseance van betaling of omdat een surseance om andere redenen niet het gewenste middel is, moeten we roeien me de riemen die we hebben: het aanbieden van een zogenaamd ‘buitengerechtelijk akkoord’. Wanneer een onderneming zijn financiële verplichtingen niet meer kan nakomen, kan de onderneming – ter voorkoming van een faillissement – een buitengerechtelijk akkoord aanbieden aan al zijn schuldeisers. Het buitengerechtelijke akkoord houdt in, kort gezegd, dat de onderneming een overeenkomst sluit met de schuldeisers waarbij bijvoorbeeld kan worden overeengekomen dat de onderneming, tegen kwijtschelding, slechts een gedeelte van zijn schulden betaalt of dat aan schuldeisers wordt aangeboden om een deel van de schuld uit te ruilen tegen participatie- of winstdeling opties. Het voordeel is dat de onderneming door kan blijven draaien, zonder bemoeienis van een bewindvoerder en niet failliet gaat.

Nu instemming door alle schuldeisers noodzakelijk is voor de totstandkoming van een buitengerechtelijke akkoord en crediteuren hun medewerking hieraan kunnen weigeren, lijkt het buitengerechtelijk akkoord op het eerste gezicht ‘tandeloos’. Toch zijn er regels waar crediteuren, waaronder bijvoorbeeld de Belastingdienst, zich aan hebben te houden; weigering kan onder bepaalde omstandigheden misbruik van bevoegdheid of handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid opleveren.

Contact
Heeft u vragen over dit artikel? Wilt u de mogelijkheden tot het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord onderzoeken? Onze insolventiespecialisten helpen u graag met het onderzoeken van de mogelijkheden tot continuïteit van uw onderneming.