Coronavirus en staatssteunregels

Coronavirus en staatssteunregels schudden elkaar de hand, toch?

Voor veel bedrijven hakt het coronavirus er financieel flink in. Nadat eerder al bekend werd gemaakt dat de Europese Commissie de staatssteunregels zal versoepelen om de negatieve financiële gevolgen te beperken, gaf Premier Mark Rutte in zijn toespraak van gisterenavond 16 maart aan dat de regering diep in de buidel zal tasten.

Kan de overheid bedrijven die financieel zwaar getroffen worden door het Coronavirus wel steunen, aan welke compensatie moet gedacht worden en welke ondernemingen kunnen van de soepelere staatssteunregels profiteren?

De Europese Commissie ziet mogelijkheden om geoorloofde steun te verlenen ter bestrijding van de financiële gevolgen van het Coronavirus. Opgemerkt dient te worden dat niet de Europese Commissie, maar het Europese Hof van Justitie uiteindelijk het laatste woord heeft mocht een zaak aanhangig worden gemaakt door bijvoorbeeld een concurrerende onderneming die het zonder staatssteun weet te redden.

Voor ondernemingen die steun krijgen van de overheid is het van belang om te weten dat deze steun geoorloofd is. Als achteraf blijkt dat steun ongeoorloofd is, moet de reeds verstrekte staatssteun worden teruggevorderd waarbij een ruime verjaringstermijn van tien jaar geldt. Kortom: het risico van ongeoorloofde staatssteun ligt grotendeels bij de ontvangende onderneming(en). Zeker naarmate de steun die een onderneming ontvangt en de gevolgen bij een mogelijke latere terugbetaling groot zijn is het raadzaam advies in te winnen.

Staatssteun is geregeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Kort samengevat is sprake van ongeoorloofde staatssteun als aan de volgende criteria is voldaan:

1. De steun wordt met overheidsmiddelen bekostigd;

2. De onderneming in kwestie geniet een economisch voordeel dat hij niet op de markt zou verkrijgen (het kan ook gaan om bijv. uitstel van betaling);

3. De steunmaatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen of voor een specifieke sector of regio;

4. Met de steun wordt het interstatelijke handelsverkeer beïnvloed.

Deze criteria zijn terug te voeren op het eerste lid van artikel 107 VWEU. Het tweede en derde lid van artikel 107 VWEU bepalen wanneer steunmaatregelen niet ongeoorloofd (kunnen) zijn. In dit geval zijn twee bepalingen van belang: artikel 107 lid 2 sub b (steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen) en artikel 107 lid 3 sub b (steunmaatregelen ter opheffing van een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat).

De Commissie is van oordeel dat de uitbraak van het Coronavirus kan worden aangemerkt als een buitengewone gebeurtenis en werkt momenteel aan een specifiek rechtskader in verband met artikel 107 lid 3 onder b. Dit betekent dat lidstaten uitzonderlijke uitgaven kunnen doen, zoals uitgaven voor gezondheidszorg en gerichte steun voor bedrijven en werknemers waarbij het aan de lidstaten is om te bepalen welke bedrijven en/of sectoren worden gesteund. De Europese Commissie wijst voor wat betreft de mogelijke steunmaatregelen specifiek op loonsubsidies en de schorsing van de betaling van vennootschapsbelasting, btw of sociale bijdragen. Voor meer informatie: zie https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_20_459.

Neem voor meer informatie contact op met Jack van Beers of Jan van Heijningen.