Nieuws

Cao Gemeenten en het recht op een aanvullende uitkering bij disfunctioneren

Gepubliceerd op 28 jun. 2023

Pexels pixabay 414628
Vóór de inwerkingtreding van de Wnra kende de CAR/UWO aan de ambtenaar die wegens ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie werd ontslagen, een aanvullende uitkering toe. Een soortgelijke regeling is nu opgenomen in de cao Gemeenten en de cao SGO en is sinds 1 januari 2020 van toepassing op de ‘genormaliseerde ambtenaar’ bij de gemeente. In dit artikel bespreken wij wat deze regeling van de aanvullende uitkering inhoudt en wanneer een werknemer van de gemeente hier recht op heeft. Dit doen we mede aan de hand van een recente uitspraak waarin de vraag centraal stond of een werknemer recht had op deze aanvullende uitkering uit de cao Gemeenten na het sluiten van een beëindigingsovereenkomst.

Wat is de aanvullende uitkering als bedoeld in de cao Gemeenten?

De aanvullende uitkering is een aanvulling op de WW-uitkering van de oud-werknemer. Wanneer de oud-werknemer geen recht heeft op een WW-uitkering, dan heeft hij ook geen recht op de aanvullende uitkering. Deze aanvulling is opgedeeld in twee fasen. Fase één van de aanvullende uitkering duurt 12 maanden en begint vanaf de ontslagdatum. Fase twee van de aanvullende uitkering begint direct na afloop van fase één en duurt tot het einde van de WW-uitkering. De grondslag voor de berekening van de hoogte van de uitkering omvat het salaris, de salaristoelage(n), de TOR en het IKB uit artikel 4.2 lid 1, onder a en b cao Gemeenten. Afhankelijk van de hoogte van de grondslag van de oud-werknemer is de hoogte van de aanvullende uitkering 10%, 20% of 30% van deze grondslag.

Wanneer heeft een werknemer die valt onder de cao Gemeenten recht op een aanvullende uitkering?

Een oud-werknemer heeft recht op een aanvullende uitkering wanneer hij een werkloosheidsuitkering ontvangt, en:
  1. zijn arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische omstandigheden (artikel 7:669 lid 3, onder a BW) is opgezegd door de werkgever en het Van werk naar werk-traject volledig heeft doorlopen, of;
  2. zijn arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren (artikel 7:669 lid 3, onder d BW) is opgezegd door de werkgever en minimaal 24 maanden in dienst is geweest bij de werkgever.
Daarnaast geldt dat de werkgever die het voornemen heeft om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te laten ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding een passende regeling treft met deze werknemer. Daarbij dient de werkgever - voor zover dat redelijk en billijk is – onder meer de inhoud van de regels omtrent de aanvullende uitkering te betrekken. Recente uitspraak Rechtbank Midden-Nederland In een recente zaak bij de Rechtbank Midden-Nederland stond de vraag centraal of een werkneemster die onder de cao Gemeenten viel recht had op een aanvullende uitkering. Het ging om een werkneemster die sinds 1998 in dienst was bij een gemeente. Sinds januari 2020 is met de inwerkingtreding van de Wnra de cao Gemeenten van toepassing op de arbeidsovereenkomst met de werkneemster. Zoals toegelicht heeft de oud-werknemer op grond van de cao Gemeenten recht op een aanvullende uitkering wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd wegens disfunctioneren en de werknemer een WW-uitkering ontvangt. In juni 2020 hebben partijen echter een beëindigingsovereenkomst gesloten waarin is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster per 1 oktober 2020 eindigt. In de beëindigingsovereenkomst is opgenomen dat: “partijen over de wijze van functioneren van mevrouw [X] veel gesprekken hebben gevoerd. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de constatering dat hetgeen van mevrouw [X] wordt gevraagd in haar functioneren en hetgeen zij kan bieden, onvoldoende overeenstemt en niet te overbruggen was en dat de arbeidsovereenkomst diende te worden beëindigd.”. Volgens de werkneemster blijkt hieruit dat de beëindigingsovereenkomst is gesloten vanwege haar disfunctioneren en dat zij dus is ontslagen vanwege haar disfunctioneren. Op grond daarvan claimt deze werkneemster recht te hebben op een aanvullende uitkering op grond van de CAR/UWO. Omdat de cao Gemeenten volgens de werkneemster slechts een tekstuele vertaalslag is geweest van de CAR/UWO, heeft zij op grond van de cao Gemeenten ook recht op een aanvullende uitkering. De kantonrechter volgt deze stelling van de werkneemster niet. De kantonrechter overweegt dat bij het opstellen van de cao Gemeenten zoveel mogelijk zal zijn aangesloten bij de CAR/UWO, maar dat betekent niet dat er geen enkele inhoudelijke aanpassing is gedaan om aan te sluiten bij het vanaf 1 januari 2020 geldende civiele ontslagrecht en het overbruggen van de verschillen met het bestuursrecht. Het is volgens de kantonrechter niet aannemelijk dat de mogelijkheid om met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst te beëindigen niet is meegenomen bij het opstellen van (artikel 10.1 van) de cao Gemeenten. In artikel 10.1 wordt zoals eerder toegelicht expliciet gesproken over een opzegging op grond van disfunctioneren (artikel 7:669 lid 3 onder d BW). Uit dit artikel of de cao in zijn geheel blijkt niet dat het de bedoeling is geweest om ook de beëindiging met wederzijds goedvinden (als gevolg van disfunctioneren) hieronder te laten vallen. Daarbij acht de kantonrechter het van belang dat de aard van het sluiten van een beëindigingsovereenkomst door partijen met zich meebrengt dat zij samen afspraken maken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de mogelijke (financiële) gevolgen daarvan. Partijen hadden dus ook afspraken kunnen maken over het al dan niet in aanmerking komen voor een aanvullende uitkering. Het had op de weg van de werkneemster en haar advocaat gelegen om tijdens de onderhandelingen afspraken te maken over de aanvullende uitkering. Nu dit niet is gebeurd is de conclusie van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster met wederzijds goedvinden is beëindigd, en niet door opzegging door de werkgever op grond van disfunctioneren (artikel 7:669 lid 3, onder d BW), zoals vereist voor artikel 10.1 van de cao Gemeenten.

Conclusie

De werknemer die valt onder de cao Gemeenten kan onder voorwaarden dus aanspraak maken op een aanvullende uitkering. De vraag of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden het gevolg is van het disfunctioneren van een werknemer, is niet van belang voor de vraag of de werknemer recht heeft op de aanvullende uitkering. Wanneer de werknemer aanspraak wil maken op deze uitkering bij het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, zal de werknemer daar tijdens de onderhandelingen met de werkgever afspraken over moeten maken. Doet de werknemer dit niet, dan heeft deze werknemer dus geen recht op de aanvullende uitkering. Heeft u vragen over de aanvullende uitkering of andere bovenwettelijke uitkeringen uit de cao Gemeenten of cao SGO, neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten in de publieke sector. Zij ondersteunen u graag.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief