Nieuws

Eerlijk duurt het langst: de informatie- en waarheidsplicht in gerechtelijke procedures

Gepubliceerd op 7 feb 2025

Eerlijk duurt het langst

Wij advocaten hebben een mooi beroep. Als wij procederen, is het onze taak om de rechter aan wie wij een geschil voorleggen in staat te stellen om ‘op een rechtens zinvolle wijze’ te oordelen over de vordering(en) en het verweer daartegen. Mede daarom kunnen partijen bij bepaalde vorderingen en in hoger beroep slechts met bijstand van een advocaat procederen: die wordt geacht dat te weten en daarnaar te handelen.

Dat het gerechtshof in Arnhem moest beslissen (Hof Arnhem-Leeuwarden 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6650) dat de advocaten in de betreffende procedure hun taak niet hadden vervuld omdat zij geen stukken hadden overgelegd die de stellingen en het verweer daartegen onderbouwden, is gelukkig een uitzondering. Het hof was zo vriendelijk die advocaten nog een kans te geven maar dat had het niet hoeven doen, het had de vorderingen ook simpelweg af kunnen wijzen.

Artikel 21 Rv. bepaalt namelijk dat partijen verplicht zijn de voor de uitkomst van de procedure van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zij moeten hun stellingen ook zoveel mogelijk met bewijsstukken onderbouwen. Partijen moeten dus niet alleen de waarheid spreken maar ook voldoende en gedocumenteerde informatie verstrekken om tot een behoorlijke uitspraak te komen. Kort gezegd moeten partijen de rechter in staat stellen om zijn werk te doen.

Laten zij dat na dan biedt dat artikel de rechter de mogelijkheid om daaraan bij de beoordeling van de zaak de consequenties te verbinden die de rechter passend vindt.

Als partijen/hun advocaten weloverwogen en doelbewust relevante informatie achterhouden om ten koste van hun wederpartij een vordering toegewezen te krijgen kan de rechter op basis van hetzelfde artikel 21 Rv. de vorderingen gewoon afwijzen. Dat gebeurt steeds vaker. De rechter mag ambtshalve (dus ook zonder dat de wederpartij zich daarop beroept) oordelen dat is gehandeld in strijd met het bewuste artikel en daaraan, ook zonder dat partijen daarover hun mening hebben kunnen geven, gevolgen verbinden die in overeenstemming zijn met de aard en de ernst van de schending.

En als het bij de rechtbank op dit punt is misgegaan, betekent dat niet dat dit in hoger beroep bij het gerechtshof nog kan worden rechtgezet door daar alsnog met de waarheid op de proppen te komen. Dat blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad in 2021 (HR 16-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1144, NJ 2021/275). Daarin vond de Hoge Raad dat het hof terecht had geoordeeld dat een strenge straf (afwijzing van de vorderingen) nodig was omdat procespartijen anders zouden kunnen denken een vrijbrief te hebben om te proberen door onwaarheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden onverhoopt aan het licht zouden komen.

Eerlijk duurt dus ook in rechte gelukkig het langst.

Dit artikel is geschreven door Willemijn Fick-Nolet, senior advocaat bij Holla legal & tax

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief