Nieuws

Aansprakelijkheid op het voetbalveld vanwege een sliding tackle?

Gepubliceerd op 7 mrt. 2023

Onze mensen

Yellow card g3f5b92ec7 1920
De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat de vraag of een deelnemer aan een sport als voetbal onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging waardoor aan een andere deelnemer letsel is toegebracht minder spoedig bevestigd moet worden dan wanneer die gedraging niet in het kader van de sportbeoefening zou hebben plaatsgevonden. Tot op zekere hoogte hebben deelnemers aan een sport gevaarlijke gedragingen waartoe het spel uitlokt over en weer van elkaar te verwachten. Daarbij heeft de Hoge Raad tevens overwogen dat niet het enkele overtreden van de spelregels onrechtmatig is, maar dat dit wel een factor is die meeweegt bij de beoordeling van de onrechtmatigheid.  In een zaak aanhangig bij het gerechtshof Amsterdam van 14 februari 2023 vordert appellant een verklaring voor recht dat geïntimeerde op grond van de onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die appellant heeft geleden. Tijdens een voetbalwedstrijd heeft appellant namelijk een ernstige dubbele beenbreuk opgelopen. Dit gebeurde nadat geïntimeerde een 'sliding tackle' had uitgevoerd. Daarbij werd niet de bal, maar het been van appellant geraakt. Hoe oordeelt het gerechtshof hierover?

Het geschil

Volgens appellant is geïntimeerde opgesprongen en heeft hij de sliding tackle via de lucht ingezet. Daarbij heeft geïntimeerde zijn voeten niet aan de grond gehouden en raakte hij appellant vliegend door de lucht op zijn linker kuit, aldus appellant. Appellant stelt dat geïntimeerde geen kans had om de bal te spelen en dat zijn actie kwalificeert als een ernstige overtreding van de spelregels. Geïntimeerde heeft hiervoor een rode kaart gekregen en is door de KNVB voor vijf maanden uitgesloten van de deelname aan wedstrijden. Volgens appellant was er sprake van een excessieve, abnormaal gevaarlijke overtreding van geïntimeerde, die appellant niet kon voorzien en niet hoefde te verwachten. Geïntimeerde heeft onder andere erkend dat de sliding tackle die hij maakte niet reglementair was. Dit omdat hij appellant heeft geraakt en niet de bal. Dit levert volgens geïntimeerde op zichzelf nog geen onrechtmatig handelen op. Volgens geïntimeerde had hij namelijk op het moment dat hij de sliding tackle inzette, een kans de bal de spelen. Hij heeft de sliding tackle correct uitgevoerd en van een vliegende tackle was volgens hem geen sprake. In deze zaak staat de vraag centraal of de actie van geïntimeerde zodanig gevaarlijk was, dat appellant als deelnemer aan de voetbalwedstrijd een dergelijke actie onder de gegeven omstandigheden niet hoefde te verwachten (een excessieve actie). Bij tussenvonnis heeft de rechtbank appellant opgedragen te bewijzen dat geïntimeerde hem tijdens de wedstrijd van achteren en op volle snelheid via de lucht - zonder daarbij met zijn voeten contact te houden met de grond, als ware vliegend - heeft geraakt, met andere woorden dat geïntimeerde een 'vliegende tackle' op hem heeft uitgevoerd. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant niet geslaagd is in het leveren van dit bewijs. De rechtbank heeft daarom de vorderingen afgewezen.

Het oordeel van het hof

Het hof vangt zijn oordeel aan dat een speler die deelneemt aan een voetbalwedstrijd en in balbezit is of lijkt te komen, erop bedacht moet zijn dat een tegenstander zal proberen de bal af te nemen of te voorkomen dat de speler in balbezit komt. De speler moet er volgens het hof op bedacht zijn dat de tegenstander hierbij een sliding tackle kan maken. Een sliding tackle, mits correct uitgevoerd, is een actie die volgens de spelregels is toegestaan, aldus het hof. Het maakt hierbij niet uit op welke positie in het veld de speler zich bevindt. Dit betekent volgens het hof dat appellant op het moment dat de bal naar hem toe werd gespeeld, er rekening mee diende te houden dat een tegenstander zou kunnen proberen de bal te veroveren, en dat deze tegenstander hierbij mogelijk gebruik kon maken van een sliding tackle. De omstandigheid dat geïntimeerde heeft geprobeerd de bal te veroveren door middel van een sliding tackle op een niet kritiek moment van de wedstrijd, terwijl appellant zich op een positie in het veld bevond waar hij geen reële mogelijkheid had om succesvol op het doel van de tegenstander te schieten. Volgens het hof maakt dit niet dat de actie van geïntimeerde als onrechtmatig moet worden beschouwd. Ter onderbouwing van zijn stelling dat geïntimeerde een excessieve actie heeft gemaakt wijst appellant op de volgende omstandigheden:
  1. op het moment dat geïntimeerde de sliding tackle uitvoerde, had hij geen redelijke kans om de bal te spelen. Geïntimeerde kon alleen maar appellant raken in plaats van de bal;
  2. geïntimeerde heeft de sliding tackle op een zeer gevaarlijke wijze uitgevoerd, waarbij een groot risico bestond dat hij appellant zou raken en (ernstig) zou blesseren;
  3. de actie van geïntimeerde is een overtreding van de spelregels waarvoor geïntimeerde een rode kaart heeft gekregen en tuchtrechtelijk is bestraft.
Ten aanzien van omstandigheid 1. zijn er geen getuigen die verklaren dat appellant niet in balbezit was op het moment dat geïntimeerde de sliding tackle inzette. Het hof overweegt daarom dat de stelling van appellant niet opgaat. Appellant was op het moment dat geïntimeerde de sliding tackle inzette namelijk in balbezit. Geïntimeerde had op dat moment dus de mogelijkheid de bal te spelen. Ook als ervan uit moet worden gegaan dat appellant niet meer in balbezit was toen geïntimeerde hem raakte, betekent dit volgens het hof niet dat geïntimeerde toen hij de sliding tackle begon uit te voeren, geen mogelijkheid had om de bal te spelen en alleen maar appellant kon raken. Appellant was op dat moment immers nog wel in balbezit en moest er volgens het hof op bedacht zijn dat een tegenstander de bal zou willen veroveren door middel van een sliding tackle. De omstandigheid dat appellant de bal mogelijk heeft afgespeeld terwijl geïntimeerde de sliding tackle uitvoerde, maakt dit volgens het hof niet anders. Ten aanzien van omstandigheid 2. hebben de getuigen verschillende lezingen gegeven over de manier waarop geïntimeerde de sliding tackle heeft uitgevoerd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de afgelegde verklaringen tegenover elkaar staan en het hof ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van een van beide groepen meer waarde te hechten. Het hof kan daarom niet als bewezen aannemen dat geïntimeerde de sliding tackle op een zeer gevaarlijke wijze heeft uitgevoerd. Ten aanzien van omstandigheid 3. oordeelt het hof dat geïntimeerde een rode kaart heeft gekregen en tuchtrechtelijk is bestraft niet betekent dat de actie onrechtmatig is. Uit de afgelegde getuigenverklaringen blijkt volgens het hof namelijk niet dat de overtreding van geïntimeerde van zodanige aard was dat deze als onrechtmatig is aan te merken. Aan de omstandigheid dat geïntimeerde naar aanleiding van de rode kaart door de tuchtcommissie van de KNVB voor vijf maanden is uitgesloten van deelname aan wedstrijden, komt geen betekenis toe. Geïntimeerde heeft hierover onbetwist gesteld dat deze uitsluiting alleen is gebaseerd op de informatie in het wedstrijdformulier en dat hij tegen de sanctie beroep heeft ingesteld dat (buiten zijn schuld) niet inhoudelijk is behandeld.

Conclusie

Het hof concludeert dat appellant niet heeft bewezen dat geïntimeerde onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Ook in onderhavige situatie geldt dus geen aansprakelijkheid op het voetbalveld. Appellant is immers niet geslaagd in het bewijzen dat hij als deelnemer aan de voetbalwedstrijd onder de gegeven omstandigheden niet een sliding tackle hoefde te verwachten.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief