Ook wanneer de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraken doet die geheel in lijn liggen met vaste jurisprudentie, kan het zinvol zijn daar kennis van te nemen. Bijvoorbeeld omdat een uitspraak laat zien dat veelgemaakte fouten nog steeds worden gemaakt. Neem de interactie tussen milieu en ruimtelijke ordening: Activiteitenbesluit versus het bestemmingsplan.
In de uitspraak van 25 november 2015 gaat het over de voorgenomen uitbreiding van het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen met een brasserie (nr. 201500648/1/R4, ECLI:NL:RVS:2015:3609). De gemeente heeft het bestemmingsplan zodanig aangepast dat horeca mogelijk wordt gemaakt op de verdieping. Twee omwonenden komen op tegen het bestemmingsplan. Zij wonen op een afstand van 3 meter van het perceel van het museum en hebben hun woonkamer op de eerste verdieping. Zij vrezen geluid- en geuroverlast en betwijfelen of aan de normen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan.
De gemeente weet te onderbouwen dat het niet onmogelijk is om aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit te voldoen en dat de exploitant zodanige maatregelen dient te treffen dat het past. Tot zo ver gaat het goed. De horecabestemming zou niet kunnen worden gelegd als op voorhand duidelijk is dat niet aan de normen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan, maar die situatie is niet aan de orde. Tot zover de eerste stap. Toch haalt het bestemmingsplan de eindstreep niet. Waarom?
De gemeenteraad heeft de uitbreiding met horeca voornamelijk gemotiveerd door te verwijzen naar het bestaande concrete initiatief en het feit dat het past binnen het gemeentelijk horecabeleid. Omdat aan het Activiteitenbesluit kan worden voldaan verwacht de gemeenteraad geen onaanvaardbare gevolgen voor de omwonenden, mede vanwege het ondergeschikte karakter van de horeca.
Dat het mogelijk is om binnen de kaders van het Activiteitenbesluit een nieuwe functie toe te staan, wil nog niet zeggen dat het ook per definitie acceptabel is. Dat het 'kan' wil niet zeggen dat je het ook moet willen. De gemeenteraad heeft verzuimd de tweede stap te zetten en te motiveren waarom het acceptabel is dat een brasserie mogelijk wordt gemaakt op een korte afstand van de woning, waarbij relevant is dat de woonkamer zich op dezelfde hoogte bevindt als de brasserie.
Vervolgens blijkt dat het bestemmingsplan meer mogelijk maakt dan alleen de brasserie die het Noordelijk Scheepvaartmuseum voor ogen heeft. Het bestemmingsplan laat namelijk in algemene zin horeca tot en met categorie 3 mogelijk. Bovendien is in de regels niet vastgelegd dat horeca in verband moet staan met het museum, terwijl de vermeende ondergeschiktheid reden was om het aanvaardbaar te achten. De gemeenteraad had de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan op aanvaardbaarheid moeten toetsen.
De Afdeling is de moeilijkste niet en stelt de gemeenteraad in de gelegenheid om binnen 20 weken de gebreken te herstellen. Dat kan door beter te motiveren waarom de belangen van de omwonenden zich niet verzetten tegen de planregeling voor de horeca, of door een andere planregeling vast te stellen. Een combinatie van beide lijkt ook denkbaar.
Kortom, om te voorkomen dat de Afdeling een streep zet door een bestemmingsplan waarbij hinderlijke functies mogelijk worden gemaakt, is het verstandig in ieder geval deze drie stappen te zetten:
1. Kan binnen de normen van het Activiteitenbesluit invulling worden gegeven aan de nieuwe bestemming?
2. Is het wenselijk om deze nieuwe bestemming mogelijk te maken op deze plek? Kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd?
3. Voor zover de planregeling ruimer is dan het concrete initiatief dat mogelijk wordt gemaakt: zijn deze ruimere mogelijkheden ook aanvaardbaar? Of is er aanleiding de planregels aan te scherpen zodat deze aansluiten bij het concrete en aanvaardbaar bevonden initiatief?
Over een half jaar zullen we zien hoe de gemeenteraad van Groningen deze situatie heeft opgelost.
Dit artikel verscheen op 30 november jl. bij Omgevingsweb.nl