Concurrentiebeding nietig

Concurrentiebeding nietig na uitlening

Laat u wel eens één van uw werknemers tijdelijk werken bij een ander bedrijf? Dan is het goed om na te denken over de gevolgen van deze uitlening voor het concurrentiebeding dat u heeft afgesproken met uw werknemer. De Wet Allocatie Arbeidskrachten voor Intermediairs (Waadi) is mogelijk van toepassing, ook als u geen professionele uitzender of detacheerder bent. Dit kan tot gevolg hebben dat u geen beroep meer kunt doen op het concurrentiebeding, vanwege het belemmeringsverbod.

Belemmeringsverbod

In de Waadi (artikel 9a) staat een belemmeringsverbod. Dat verbod houdt in dat een werkgever die een werknemer uitleent aan een ander bedrijf op geen enkele manier mag belemmeren dat de werknemer bij dat andere bedrijf in dienst treedt, aan het einde van de uitlening.

Iedere afspraak die u maakt met uw werknemer die in strijd is met dit verbod is, is nietig. Op deze nietigheid is maar één uitzondering mogelijk: het uitlenende bedrijf mag met het andere bedrijf afspraken maken over een vergoeding voor zijn diensten, in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding van de arbeidskracht.

Concurrentiebeding nietig

Aangezien een concurrentiebeding niet onder de uitzondering valt, betekent dit dat een afgesproken concurrentiebeding nietig zou blijken te zijn als uw werknemer aan het einde van de uitlening  voor het andere bedrijf gaat werken. Ook als uw werknemer op een andere manier dan een arbeidsovereenkomst een arbeidsverhouding aangaat met het andere bedrijf (bijvoorbeeld als zzp-er) is het afgesproken concurrentiebeding nietig.

Wanneer is sprake van uitlening?

Volgens de Waadi wordt onder ter beschikking stellen van arbeidskrachten (uitlening) verstaan:

  • het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten
  • aan een ander
  • voor het onder diens toezicht en leiding,
  • anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst,
  • verrichten van arbeid.

Het kan bijvoorbeeld gaan om uitzendwerk, detachering, payrolling, verhuur of uitlening van personeel.

Wanneer is géén sprake van uitlening?

Als uitzondering op de hoofdregel is geen sprake van uitlening in drie situaties. De eerste is het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk. Er is ook geen sprake van uitlening als een bedrijf bij wijze van hulpbetoon, zonder winstoogmerk, arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een ander bedrijf. Als derde en laatste uitzondering staat genoemd dat geen sprake is van uitlening als een werknemer ter beschikking wordt gesteld aan een bedrijf dat door dezelfde ondernemer wordt gedreven.

Niet-bedrijfsmatige uitleners

In de literatuur over het belemmeringsverbod bestaat discussie over de vraag of het belemmeringsverbod van toepassing is op niet-bedrijfsmatige uitleners. Dat wil zeggen: bedrijven die niet als doel hebben om mensen uit winstoogmerk uit te lenen. Dit vraagstuk is nog niet aan de Hoge Raad voorgelegd, waardoor zijn visie niet bekend is. Wel kan gezegd worden dat de Hoge Raad in de praktijk een ruime uitleg van deze regels geeft, in het voordeel van de werknemer.

Gehele of gedeeltelijke nietigheid concurrentiebeding

Een andere vraag is of het concurrentiebeding in zijn geheel nietig wordt of alleen voor het werk bij de (voormalige) inlener. Is het concurrentiebeding ook nietig als de werknemer voor andere concurrenten gaat werken? Deze vraag is nog niet definitief beantwoord. Het is daarom raadzaam om in een concurrentiebeding af te spreken dat dit van toepassing is, tenzij het gaat om indiensttreding bij een inlener.  U vergroot hiermee uw kansen dat het concurrentiebeding wel blijft gelden voor andere concurrenten dan de inlener.

Heeft u werknemers ter beschikking gesteld aan een andere werkgever of kunt u advies gebruiken over hoe u een uitlening het beste kunt aanpakken? Wij volgen de ontwikkelingen over dit onderwerp op de voet. Holla Advocaten is gespecialiseerd in complexe arbeidsrechtelijke onderwerpen.

Dit artikel is geschreven door Peggie van Vugt, medewerker Wetenschappelijk Bureau van Holla Advocaten.