Nieuws

Slachtoffer na mishandeling buiten bewustzijn en overlijdt: aanspraak op immateriële schadevergoeding?

Gepubliceerd op 21 sep 2025

Slachtoffer na mishandeling buiten bewustzijn en overlijdt: aanspraak op immateriële schadevergoeding?

Hoge Raad 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1055

Slachtoffer na mishandeling buiten bewustzijn (comateus) en overlijdt. Is er een aanspraak op immateriële schadevergoeding; art. 6:106 BW (smartengeld)?

Wat is er gebeurd?

De erfgenamen van een slachtoffer spreken een dader die betrokken is geweest bij diens mishandeling met dodelijke afloop, aan voor schadevergoeding. Waaronder de aanspraak op smartengeld ofwel immateriële schade van het overleden slachtoffer zelf. Relevant is dat het slachtoffer door de mishandeling blijvend buiten bewustzijn is geraakt.

De beslissing

Toekenning van immateriële schadevergoeding (smartengeld) beoogt een hoogstpersoonlijke vorm van compensatie te verschaffen. Doordat echter in het berechte geval het slachtoffer direct en blijvend buiten bewustzijn was en geen kennis heeft kunnen nemen van het hem toegebrachte leed, is geen sprake van immateriële schade in de zin van artikel 6:106 BW. De Hoge Raad komt op basis van de wetsgeschiedenis tot de slotsom dat er geen reden is waarom het door het slachtoffer ondergane leed nog tot een vergoedingsplicht leidt ‘als de vergoeding niet meer kan dienen om zijn leed te verzachten of hem genoegdoening te verschaffen’. “Volgens de wetgever brengt het ‘bijzondere karakter’ van het recht op immateriële schadevergoeding mee dat deze vergoeding ook ‘daadwerkelijk aan de benadeelde ten goede moet komen, mede omdat hem alleen dan genoegdoening in zijn relatie tot de laedens (dader) wordt verschaft’.”

Volgens de Hoge Raad komt het wettelijk stelsel erop neer dat het aan een slachtoffer toegebrachte leed dat niet door hem persoonlijk kon worden ervaren, zich niet leent voor compensatie. 

Het recht op smartengeld is hoogstpersoonlijk en vereist dat het slachtoffer kenbaar maakt aanspraak te willen maken op vergoeding daarvan. Is dat gebeurd (bij leven en bewustzijn), dan kan die aanspraak overgaan op erfgenamen. Maar omdat er in dit geval géén recht op immateriële schadevergoeding bestaat (want niet bewust persoonlijk ervaren), buigt de Hoge Raad zich niet meer over dit aspect.

De Hoge Raad merkt op dat kosten die worden gemaakt om de toestand van een comateus slachtoffer te verbeteren of te verlichten, kunnen kwalificeren als materiële schade in de zin van artikel 6:107 BW. Dergelijke kosten zijn wel voor vergoeding vatbaar, ook als het slachtoffer zelf geen immateriële schade heeft geleden. Daarnaast wijst de Hoge Raad erop dat de aanspraak op affectieschade, die in deze zaak ook is toegekend, een zelfstandige vorm van compensatie biedt aan de naasten van het slachtoffer voor het leed dat zij zelf hebben ervaren.

Conclusie

Immateriële schade zoals ondervonden leed is vatbaar voor compensatie (smartengeld). Die aanspraak vereist dat het slachtoffer van zijn/haar leed kennis kan nemen. Het moet ervoor gehouden worden dat dit niet het geval is als het slachtoffer (meteen) buiten bewustzijn raakt en blijft tot zijn overlijden.

Vragen of meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Barend Stroetinga.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief