Oud‐aandeelhouders Yukos lopen miljarden mis: arbitrale vonnissen tegen Rusland vernietigd

Rechtbank Den Haag, 20 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4229 ‐ Op SmartNewz sinds: 21 april 2016

De Russische vennootschap Yukos Oil Company (“Yukos”) was een grote olieproducent. Vanaf 2003 heeft de Russische belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat Yukos zich onttrok aan de reguliere belastingheffing. Dit heeft geleid tot belastingaanslagen van aanzienlijke omvang en vervolgens – onder meer – tot beslagen ten laste van Yukos. De uitwinning van de vorderingen die de Russische belastingdienst pretendeerde, heeft geleid tot het faillissement van Yukos. De aandeelhouders van Yukos (“Gedaagden”) hebben zich op het standpunt gesteld dat de Russische Federatie zich (het grootste deel) van de bezittingen van Yukos onrechtmatig heeft toegeëigend. Gedaagden hebben een arbitrage aangevraagd bij het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag op basis van het Verdrag inzake het Energiehandvest ‐de Energy Charter Treaty (“ECT”). Het arbitrale college (het “Scheidsgerecht”) heeft de Russische federatie in zes arbitrale vonnissen ‐ drie tussenvonnissen en drie eindvonnissen ‐ (“Arbitrale Vonnissen”) veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van in totaal ongeveer $ 50 miljard. Eiseres, de Russisch Federatie, vordert bij de rechtbank Den Haag vernietiging van de door het Scheidsgerecht toegekende Arbitrale Vonnissen. Eiseres legt daaraan ‐ onder andere ‐ ten grondslag dat het Scheidsgerecht niet bevoegd was tot kennisneming en beslissing op de vorderingen van Gedaagden nu een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt.

Rechtbank:

De rechtbank verklaart zich bevoegd op grond van art. 1073 lid 1 juncto art. 1064 lid 2 Rv, nu Den Haag de plaats van de Arbitrage was. Voordat de rechtbank
vervolgens ingaat op de bevoegdheid van het Scheidsgerecht brengt zij in herinnering dat de Russische Federatie de ECT enkel heeft ondertekend en niet conform art.
39 ECT heeft geratificeerd.

De rechtbank oordeelt vervolgens over:

(1.) de betekenis van art. 45 ECT; en
(2.) de vraag of het in art. 26 ECT neergelegde arbitraal beding “not inconsistent” is met de Russische constitutie, wetgeving of andere regelgeving.

Ad (1.) Art. 45 ECT bepaalt dat elke ondertekenende partij ermee instemt het verdrag “voorlopig toe te passen” in afwachting van de inwerkingtreding voor deze
partij, “voor zover deze voorlopige toepassing niet strijdig is met haar constitutie, wetten of voorschriften”. De rechtbank oordeelt dat de formulering van art. 45
ECT het nodig maakt om voor elk afzonderlijk artikel van de ECT te onderzoeken of de daarmee gegeven regeling al dan niet in strijd is met de Grondwet of andere
regelgeving van de Russische Federatie. Deze uitleg wijkt af van die van het Scheidsgerecht.
Ad (2.) De mogelijkheid van arbitrage op grond van art. 26 ECT voor de geschillen waarover het in deze zaken gaat, is volgens de rechtbank “inconsistent”
met de Russische constitutie, wetgeving of andere regelgeving. De rechtbank is van oordeel dat dit een geschil is waarin publiekrechtelijk handelen moet worden
getoetst. Haar onderzoek naar de Russische wetgeving heeft geleid tot de bevinding dat er voor onderwerping van de Russische staat aan arbitrage over dergelijke
geschillen geen wettelijke regeling is. De arbitrale clausule van art. 26 ECT kan derhalve niet bij wijze van voorlopige toepassing ex art. 45 ECT gelding hebben.

Het Scheidsgerecht heeft zich ten onrechte bevoegd verklaard. De onbevoegdheid van het Scheidsgerecht leidt tot vernietiging van de Arbitrale Vonnissen op grond
van art. 1065 lid 1 onder a Rv.

Klik hier voor de gehele publicatie van 21 april in Wolters Kluwer SmartNewz

Pim van de Goor ‐ Holla Advocaten
Ondernemingsrecht Insolventierecht