Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) toegelicht

Op 1 juli 2015 is het tweede deel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking getreden en inmiddels stromen de eerste nieuwe vonnissen en beschikkingen binnen. Tussen al dat geweld is haast onopgemerkt gebleven, dat óók de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) per die datum in werking is getreden. De WAS is met name van belang voor uitzendwerkgevers en contractors (aanneming van werk) enerzijds én hun opdrachtgevers anderzijds. In dit artikel wordt de WAS toegelicht.

Achtergrond

In verschillende sectoren, zoals de bouw en de land- en tuinbouw, wordt veelvuldig gebruik gemaakt van flexibele (buitenlandse) arbeidskrachten. De media berichten geregeld over onderbetaling en uitbuiting, bijvoorbeeld bij de bouw van de A2-tunnel bij Maastricht. De sociale partners hebben in het Sociaal Akkoord (2013) afgesproken deze toestanden aan te pakken, wat heeft geresulteerd in de WAS.

Ketenaansprakelijkheid voor (CAO-)loon

De WAS maakt het voor de uitzendkracht of de werknemer van een contractor mogelijk om de opdrachtgevers van hun werkgever aan te spreken als het loon niet is voldaan. Artikel 7:692 BW kende al een dergelijke mogelijkheid, maar uitsluitend tegenover de opdrachtgever van zijn werkgever (niet tegenover de opdrachtgever van zijn werkgevers opdrachtgever). Dat is dus verruimd tot alle partijen in een – vaak heel complexe – keten: allen zijn verantwoordelijk voor het voorkomen van onderbetaling en uitbuiting en allen kunnen dan ook aansprakelijk worden gesteld bij niet-naleving. Een andere wijziging is dat die aansprakelijkheid niet slechts ziet op het minimumloon, maar op het volledige loon. Dat is dus ook loon waarop een uitzendkracht aanspraak kan maken op grond van de inlenersbeloning (gebaseerd op de CAO-lonen in de CAO van de opdrachtgever).

Hoe werkt dit praktisch? Uitgangspunt is dat de arbeidskracht éérst aanklopt bij zijn (uitzend)werkgever of diens opdrachtgever, wanneer hij niet (correct) wordt betaald. Pas als deze partijen niet tot uitbetaling zijn overgegaan, kan de rest van de keten worden aangesproken, waarbij opdrachtgevers één voor één van onder naar boven moeten worden aangesproken. Dat kan echter alleen als betaling van de (uitzend)werkgever of diens opdrachtgever is uitgebleven omdat:

  1. er geen bekende woon- of verblijfplaats is;
  2. er geen inschrijving is in het Handelsregister;
  3. er een faillissement is uitgesproken;
  4. een vonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd; en
  5. voor zover het een opdrachtgever betreft, deze niet aansprakelijk is voor het uitblijven van betaling.

Uitzondering

Opdrachtgevers kunnen aansprakelijkheid voor achterstallig loon voorkomen, als een opdrachtgever aan kan tonen dat hem geen verwijt is te maken van het uitblijven van betaling. Onder welke omstandigheden is de opdrachtgever geen verwijt te maken?

De wet maakt onderscheid tussen maatregelen “vooraf” en “achteraf”. Bij preventieve maatregelen gaat het onder meer om het opnemen van bepalingen die de (uitzend)werkgever verplichten alle wet- en regelgeving na te leven of het selecteren van een (uitzend)werkgever met een bepaald keurmerk. Bij maatregelen “achteraf” kan gedacht worden aan het adequaat optreden als blijkt dat de (uitzend)werkgever zijn werknemers niet correct betaalt; denk aan het aanspreken van de (uitzend)werkgever of (zelfs) het beëindigen van het contract.

Inhouding en verrekening op minimumloon niet langer mogelijk (behoudens uitzonderingen)

Nieuw is ook dat inhouding of verrekening op het minimumloon niet langer mogelijk is. De wetgever heeft beoogd om de werknemer daadwerkelijk de beschikking te geven over zijn minimumloon. Dit is van belang, omdat verschillende ondernemingen hoge huisvestingskosten of ziektekosten bij hun uitzendkrachten in rekening hebben gebracht, mede met het doel om de loonkosten te drukken. De wet beoogt een einde te maken aan deze praktijken. De vraag is overigens of de regering haar hand niet overspeelt: veel nette uitzendorganisaties zullen hun (goede) huisvestingsbeleid mogelijk herzien, als gevolg waarvan deze taak (weer) op het bord van gemeenten komt te liggen. Deze bepaling gaat per 1 januari 2016 in om alle betrokkenen de gelegenheid te geven hun beleid aan te passen.

Tot slot

De WAS mag dan ondergesneeuwd zijn door de WWZ, maar wanneer de eerste kruitdampen zijn opgetrokken, is het een wet waar rekening mee moet worden gehouden. Het is – voor zowel (uitzend)werkgevers als voor opdrachtgevers – van groot belang om “compliant” te handelen. Wij kunnen u bijstaan om daarvoor te zorgen.