Openbaar pandrecht

Openbaar pandrecht op toekomstige vorderingen. Stelplicht en bewijslast voor verval pandrecht en inningsbevoegdheid.

Feiten:

Lodder is een maatschap van accountants en fiscalisten. Een van de maten was de maatschap NuAdvies. Op 6 november 2007 heeft Lodder als kredietgever met
(onder andere) NuAdvies een rekening‐courantovereenkomst met kredietfaciliteit gesloten. In de rekening‐courantovereenkomst wordt ‐voor zover van belang‐ een
pandrecht verstrekt op huidige en toekomstige (bedrijfs)vorderingen op derden. De rekening‐courantovereenkomst is op 8 december 2010 bij de belastingdienst
geregistreerd. Op 15 september 2011 maakt Lodder het pandrecht openbaar. Een van de debiteuren (gedaagde) heeft ‐ondanks dat het pandrecht openbaar is
gemaakt‐ toch aan NuAdvies betaald. NuAdvies wordt op 2 april 2013 in staat van faillissement verklaard.
Lodder vordert in dit geding van gedaagde betaling van het openstaande bedrag. Gedaagde voert ‐onder meer‐ het verweer (1.) dat er geen geldig pandrecht op de
vorderingen tot stand is gekomen; en (2.) de vordering van Lodder op grond waarvan thans de inningsbevoegdheid van het pandrecht wordt uitgeoefend, niet heeft
bestaan dan wel inmiddels teniet is gegaan.

Rechtbank:

Ad. (1.) In de onderhavige zaak is aan de vereisten voor het vestigen van een stil of openbaar pandrecht voldaan. De geldige titel voor het pandrecht is de
geregistreerde rekening‐courantovereenkomst en dit is tevens de voor de vestiging vereiste akte, waarvan mededeling aan gedaagde is gedaan middels een brief van
15 september 2011. Aan de hand van de administratie van NuAdvies, in het bijzonder de debiteurenlijsten, heeft de curator in haar faillissement kunnen vaststellen
en opgeven welke vorderingen op gedaagde volgens de boeken van NuAdvies in de periode van september 2011 tot en met maart 2013 hebben bestaan, welke facturen
daarvoor zijn verzonden, welke daarvan zijn betaald aan NuAdvies en wanneer dat is gebeurd. Na deze bekendmaking aan gedaagde was sprake van een openbaar
pandrecht en kon zij de facturen van NuAdvies niet meer bevrijdend betalen aan NuAdvies. Maatschap Lodder werd op grond van artikel 3:246 lid 1 BW bij
uitsluiting inningsbevoegd.

Ad. (2.) Gedaagde komt op dit punt in haar conclusie van antwoord niet verder dan de stelling: ‘Het is dus in ieder geval en minimaal nog maar de vraag of überhaupt
wel een vordering van Lodder op de failliet bestaat dan wel bestaan heeft’. Dit is niet genoeg om toegelaten te kunnen worden tot de noodzakelijke en, naar
aangenomen moet worden, gecompliceerde en veelomvattende bewijslevering met betrekking tot haar bevrijdend verweer dat Lodder inmiddels inningsonbevoegd
is/was geworden en NuAdvies weer kwijtingsbevoegd, had gedaagde meer en concretere feiten moeten stellen.

Vordering van Lodder wordt toegewezen.

Klik hier om de gehele publicatie van 12 maart 2017 van Wolters Kluwer SmartNewz te lezen.

Pim van de Goor ‐ Holla Advocaten