Juridische advieskosten

Juridische advieskosten accountant voor rekening van opdrachtgeefster.

Vanaf medio 2011 heeft een accountantskantoor in opdracht en voor rekening van X B.V. (“X”) accountantswerkzaamheden verricht. Bij brief aan dit
accountantskantoor van 30 december 2011 heeft X de opdracht ingetrokken. Na een bespreking tussen partijen heeft het accountantskantoor de intrekking van de
opdracht behoudens de afronding/beëindiging van de werkzaamheden bevestigd. Nu X tijdens die bespreking heeft beweerd al in juni een andere controlerend
accountant te hebben aangesteld, heeft het accountantskantoor zich omtrent haar juridische positie laten adviseren. Onder meer over de vraag of zij controlerend
accountant was in de zin van art. 2:393 BW en of zij bevoegd was om melding te doen van geconstateerde onregelmatigheden bij X. Het accountantskantoor
vordert in dit geding betaling van deze advieskosten en betaling van de openstaande facturen. Deze facturen hebben betrekking op controlewerkzaamheden van na de
intrekking van de opdracht door X. De rechtbank heeft in eerste aanleg een gedeelte van de vordering toegewezen (ECLI:NL:RBAMS:2013:6903 ).

Het hof:

Het hof neemt tot uitgangspunt dat de accountant tot medio maart 2012 de controlerend accountant als bedoeld in artikel 2:393 BW van X is geweest. Daarmee ligt
de vraag voor wat het accountantskantoor tot die tijd in redelijkheid nog ter uitvoering van de opdracht aan werkzaamheden heeft verricht, aan kosten heeft gemaakt
en aan X in rekening kan brengen.

Vooropgesteld wordt dat het moet gaan om werkzaamheden en kosten die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mogen worden verwacht in het
kader van een zorgvuldige uitoefening van zijn of haar taak als controlerend accountant in de zin van art. 2:393 BW. In het licht van de door X zelf in het leven
geroepen onduidelijkheid omtrent de opzegging van de opdracht diende een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant zich op zijn positie te beraden
alvorens zijn opdracht neer te leggen of voort te zetten. In het licht daarvan is alleszins verdedigbaar dat het accountantskantoor de nodige uren heeft gestoken in
beraad over haar juridische positie en zich dienaangaande heeft laten adviseren. Het is in de gegeven omstandigheden ook meer dan redelijk dat die uren en kosten ‐
althans voor zover qua aantal en omvang in redelijkheid gemaakt ‐ voor rekening van X worden gebracht.

Het hof wijst niet de gehele vordering van het accountantskantoor toe nu niet alle gevorderde kosten in redelijk zijn gemaakt. Het hof komt wel tot een hoger bedrag
dan de rechtbank.

Klik hier om de gehele publicatie van 22 maart 2017 van Wolters Kluwer SmartNewz te lezen.

Pim van de Goor ‐ Holla Advocaten