Notaris niet verplicht de gewezen hypotheekhouder over overdracht te informeren

Feiten: PBR had een registergoed in eigendom. PBR wordt failliet verklaard. Op het registergoed rust een hypotheekrecht. De curator heeft aan de hypotheekhouder
een termijn ex art. 58 lid 1 Fw gesteld om tot uitoefening van haar rechten over te gaan. De hypotheekhouder is niet binnen de termijn overgegaan tot uitoefening
van haar rechten. De curator heeft vervolgens het registergoed opgeëist en is tot verkoop overgegaan. Op verzoek van de curator geeft de rechter‐commissaris in het
faillissement een vervallenverklaring ex art. 188 lid 2 Fw af. De bewaarder van de registers wordt vervolgens gemachtigd tot doorhaling van de betrokken
inschrijvingen van hypotheekrechten en beslagen. De notaris wordt van deze vervallen verklaring in kennis gesteld. De notaris stelt de hypotheekhouder vervolgens in
kennis van de verkoop en vraagt de hypotheekhouder om toestemming. De toestemming wordt niet verleend. De notaris gaat toch over tot levering en de
hypotheekhouder start een tuchtprocedure.

De klacht luidt: de notaris had zijn ministerie dienen te weigeren ten aanzien van de levering van het registergoed, omdat de hypotheekhouder hem duidelijk kenbaar
had gemaakt daarmee niet akkoord te gaan. Door desondanks toch tot levering over te gaan, heeft de notaris zijn zorgplicht jegens haar ‐ en jegens de potentiële
koper ‐ geschonden. Daarnaast heeft de notaris volgens de hypotheekhouder partijdig gehandeld door op de mededelingen van de curator af te gaan en niet te
reageren op de berichten van de hypotheekhouder.

Oordeel: de klacht wordt ongegrond verklaard. De communicatie (lees: het verzoek om toestemming) was wat ongelukkig maar niet klachtwaardig. De notaris was niet
verplicht voorafgaand aan de overdracht de – gewezen – hypotheekhouder over de overdracht te informeren.

Klik hier voor de gehele publicatie van 13 oktober 2016 in Wolters Kluwer SmartNewz.

Pim van de Goor ‐ Holla Advocaten