Zorgplicht accountant: failliete ondernemer verwijt zijn accountant ten onrechte diverse beroepsfouten

Hof Den Haag, 29 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:725 ‐ Op SmartNewz sinds: 31 maart 2016

Appellant (“Ondernemer”) heeft in 1992 het bedrijf (“X”) ‐ actief in bloemenimport uit Zimbabwe en Kenia ‐ opgericht. Later is door X, teneinde zelf bloemen te gaan kweken, met een partner (“M”) in Kenia een joint venture (“Carzan”) opgericht op basis van gelijkwaardigheid (50/50). X financierde de kwekerijen en adviseerde over het te kweken assortiment terwijl M verantwoordelijk was voor de kweek. Geïtimeerde sub 1, PKF Wallast (“PKF”) is het accountants‐ en belastingadvieskantoor dat voor X werkzaamheden heeft verricht. De werkzaamheden werden verricht door geïtimeerde sub 2 (“Accountant”). Ondernemer stelt zich op het standpunt dat de Accountant niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht (onder verwijzing naar: Hoge Raad van 5 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2626 )). Concreet verwijt de Ondernemer de Accountant dat: (a.) hij de belangen van X en de Ondernemer heeft veronachtzaamd door bij de oprichting van Carzan er niet zorg voor te dragen, althans te adviseren, dat X de meerderheid van de aandelen zou verkrijgen; (b.) door in 2009 te adviseren tot overname door X van de aandelen van M in Carzan terwijl duidelijk was dat hiervoor door X geen financiering kon worden verkregen; en (c.) door onvoldoende kritisch te zijn over de door P (externe contactpersoon voor het zoeken naar financiers) aangedragen financiers waardoor door de Accountant aanzienlijke nodeloze kosten zijn gemaakt voor de begeleiding van het overnametraject. Daarnaast stelt de Ondernemer (grief 3) onder meer dat de Accountant (verwijtbaar) zijn zorgplicht heeft geschonden door de Ondernemer bij een gedane aanbetaling van EUR 240.000,‐ (voor de overname van de aandelen van M) geen verslag te doen van de gesprekken in Kenia noch te informeren over de stand van de financiering en/of daarover te adviseren.

Gerechtshof:

Het Hof overweegt dat de Accountant ‐vanwege zijn grote persoonlijke betrokkenheid ‐ rekening diende te houden met de belangen van de Ondernemer. Uit het vonnis van de rechtbank Rotterdam blijkt echter niet dat de rechtbank dat heeft miskend. Het hof overweegt (onder meer) het volgende:

ad (a.): niet is komen vast te staan dat doorslaggevende zeggenschap kon worden verkregen, maar niet is gerealiseerd door de adviezen van de Accountant.

ad (b.): er was geen andere optie dan de aandelenoverdracht, dat heeft ook de Ondernemer tijdens het pleidooi verklaard. Het alternatief was een faillissement. Daarnaast waren er gesprekken met een serieuze investeerder.

ad (c.): de accountant heeft van de Accountantskamer een waarschuwing opgelegd gekregen: hij had kritischer moeten zijn ten opzichte van P. Het hof acht echter van belang dat P niet door de Accountant naar voren is geschoven. Het handelen van P is niet aan de Accountant te verwijten en daarbij komt dat ook de (ervaren) Ondernemer het (onrechtmatig) handelen niet is opgevallen. De onnodig gemaakte kosten zijn niet aan de Accountant maar aan P te wijten. Voor het overige heeft de ondernemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat de Accountant gehandeld heeft in strijd met de norm van de

redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant. Het ondernemerschap brengt altijd risico’s mee, waarmee Ondernemer als ervaren ondernemer bekend mag worden geacht. Het hof heeft, na verwerping van de aangevoerde grieven, het bestreden eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Pim van de Goor ‐ Holla Advocaten

Klik hier voor de gehele publicatie d.d. 31 maart 2016 van Pim van de Goor in Wolters Kluwer, SmartNewz Insolventie recht