De weg naar niet-ontvankelijkheid

Op 26 augustus jl. heeft de Rechtbank Oost-Brabant (burgerlijke rechter) uitspraak gedaan in een tegen de Provincie Noord-Brabant aangespannen procedure waarbij de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) de provincie aansprakelijk stelde en schadevergoeding vorderde. De NVV verweet de provincie dat de Verordening ruimte 2014 geen schadecompensatieregeling kende, bepalingen daaruit bovendien in strijd zouden zijn met hogere regelgeving zoals de Wet ruimtelijke ordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hierdoor zouden de leden van de NVV ten onrechte worden beperkt in hun uitbreidingsplannen van varkenshouderijen en daardoor schade lijden.

De rechtbank (burgerlijke rechter) oordeelde dat zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen aangezien deze gebaseerd was op een algemeen verbindend voorschrift (verordening) en niet op een appellabel besluit van een bestuursorgaan. In dat geval zou de bestuursrechter bevoegd zijn.

NVV had de vordering ingesteld namens haar leden, de individuele varkenshouders. De rechtbank verklaarde NVV niet ontvankelijk in haar vordering omdat het een vereniging niet is toegestaan schadevergoeding voor haar leden te vorderen aangezien dit in strijd is met artikel 3:305a lid 3 BW. Wel kan NVV een vordering instellen voor door haar zelf geleden schade, maar daarvan was geen sprake. Dit wordt anders indien het aanhangige wetsvoorstel Afwikkeling massaschade in een collectieve actie (collectieve schadevergoedingsactie) door het parlement wordt aangenomen.

De rechtbank oordeelde NVV ook niet ontvankelijk in haar vordering om bepalingen uit de Verordening ruimte 2014 onverbindend te verklaren. De rechtbank overwoog dat de veehouders die hun veehouderij willen uitbreiden een omgevingsvergunning moeten aanvragen. Aangezien dit wel een zogenaamd appellabel besluit is geldt dat de bestuursrechter bevoegd is te beoordelen of de Verordening ruimte 2014 onverbindend is. Daardoor is er voor de burgerlijke rechter geen taak meer weggelegd.

Artikel 3:305a BW vereist dat voordat er gedagvaard wordt eerst overleg moet worden gevoerd om het gevorderde in der minne te bereiken. De rechtbank stelde vast, dat NVV dit heeft nagelaten zodat haar vordering ook om deze reden niet ontvankelijk was.

Uit het bovenstaande blijkt ondermeer dat een collectieve actie tot schadevergoeding in het Nederlandse recht (nog) niet mogelijk is. NVV heeft de wet en de jurisprudentie niet goed gelezen hetgeen niet-ontvankelijkheid opleverde. Het is van belang dat overheidslichamen zoals provincies, gemeenten en waterschappen zich realiseren dat het voeren van een niet-ontvankelijkheidsverweer zoals Holla dat voor de provincie Noord-Brabant heeft gedaan, zin heeft.